Categorie: Doctoraat

Terug uit Oxford

DSCF0465

In het kort: het was een fantastische ervaring. Een klein, maar oh zo fijn symposium in New College, Oxford. Net wat ik nodig had op dit moment. We verbleven ook nog eens in één van de studentenkamers daar, wat een beleving is op zich. Je leeft er een paar dagen in een totaal afgeschermde omgeving van een uitzonderlijke kwaliteit en schoonheid. Eten deden we voor de gelegenheid in de ‘Hall’, een eetzaal uit de 14de eeuw die een beetje aan Hogwards doet denken. Dat laatste is trouwens niet toevallig, veel scènes uit de Harry Potter films werden in een gelijkaardige zaal in Christ Church opgenomen. De scène met Draco Malfoy die door Alastor Moody in een fret wordt veranderd onder een grote boom werd dan weer in kloostergang van New College gecapteerd. Prachtig romantische plek dus en ik begrijp nu helemaal waarom je je in zo’n omgeving goed op je examens kunt voorbereiden. Het is een beetje kunstmatig (de grote boze wereld wordt echt wel buitengesloten), maar o zo charmant.

Laatste import - 583

IMG_3639_2

Mijn lezing ging door op het eind van de eerste intensieve dag afgelopen dinsdag om 5 uur. En het moet gezegd: het was een groot succes. Ik weet dat het niet erg bescheiden klinkt, maar het was gewoon zo. De gewoonte van de meeste academische sprekers om van blad te lezen en de slides eerder als bijkomstige plaatjes te beschouwen, leidt niet altijd tot wat ik als een boeiende presentatie ervaar. Het kan wel zijn dat zulks van uit de academisch cultuur misschien als iets eerder bijkomstig wordt beschouwd, maar naar mijn persoonlijk gevoel is het toch ook wel belangrijk om ten allen tijde je publiek mee te nemen. Wie dat ook moge zijn. Het is een beetje de geheime afspraak bij presentaties. Wij zullen nu een tijdje stilzitten en doen alsof we aandachtig luisteren naar jou, maar dan moet jij wel een beetje boeiend blijven. Zoiets. Ten minste wanneer je weerwerk wil achteraf.

Laatste import - 674

De mijne kostte, zonder opscheppen, ongeveer twee maanden aan intensieve voorbereidingen. Een complex verhaal tot een speech van 20 minuten samen persen, het vraagt wat van een mens (met dank, overigens, aan mijn maat Olivier voor de uitstekende tips en coaching). Ik schat dat de slideshow zo ongeveer 30 versies kende en dus zeker meer repetities kostte, de stopwatch in de hand. Pas de ochtend van de dag zelf begon ik me een beetje op mijn gemak te voelen. Dat klinkt misschien overdreven, maar dat is het in mijn ogen niet. Je wil gewoon niet afgaan op zo’n belangrijk moment als een lezing in New College in Oxford voor zo’n publiek.

Bij deze nog eens bedankt aan de organisatoren voor al het werk dat ze er in hebben gestoken en speciale dank aan Jennifer Torp voor de hartelijke ontvangst en alle goede zorgen ter plaatse.

Wie dat wil kan de audio opname hier downloaden. De presentatie kan helaas niet online, wegens vol met ‘expliciet fotomateriaal’ van waardevolle archiefstukken uit een 6 -tal instellingen. Het zou gekkenwerk zijn om die rechten allemaal voor deze gelegenheid te klaren. Dat kan altijd later nog voor een publicatie. Of een reportage. Wie weet.

Wordt ongetwijfeld vervolgd…

Elias’ Civilizing Spurt bij de haren getrokken

Dancing-Dress-1809

Momenteel lees ik met grote gretigheid ‘The Quest for Excitement’ van Norbert Elias & Eric Dunning. Een fascinerend werk en een late, en goed uitgewerkte case-study van Elias zelf om zijn theorieën verder uit te diepen en te staven. In grote lijnen gaat het erom dat sport (want dat is de opwinding waarover de heren het hier willen hebben) zoals we het fenomeen nu kennen, als een reeks competitieve evenementen strikt gebonden aan bepaalde regels, die vastgelegd en gecontroleerd worden door een zo onafhankelijk mogelijk orgaan, pas kon onstaan in de maatschappelijke context van het 18de-eeuwse Engeland. Engeland vond, na de zeer bloedige en geweldadige 17de eeuw, een nieuw intern machtsevenwicht dat zich vertaalde in een vroege vorm van parlementaire democratie. Maar de diepe haat, gezaaid door godsdienstoorlogen en politieke stijd van even daar voor waren natuurlijk niet geluwd, laat staan verdwenen. Sporten zoals fox hunting, cricket of voetbal boden een welkome uitlaatklep voor opgekropte agressie en frustratie.

Centraal in deze hypothese staat Elias’ concept van de affectbeheersing, of de menselijke capaciteit om zichzelf, ondanks passies en dierlijke instincten, tot op zekere hoogte te leren beheersen. De nadruk ligt hier op leren, want het gaat niet om aangeboren gedrag. Maar de dwang, zowel van buiten- als van binnenuit die hiervoor noodzakelijk is, kan niet eeuwig even constant worden volgehouden door iedereen en dus bieden onstpannende activiteiten een noodzakelijke uitlaatklep in de maatschappij. Ze dienen om opgebouwde spanningen te kanaliseren, waarbij mogelijks negatieve effecten in een symbolische context kunnen worden gesublimeerd. De kunsten, sporten, kortom alle vrijetijdsbestedingen, zijn hiervan de logische uitingen aldus Elias & Dunning. Je kunt dit fenomeen, zo kenmerkend voor onze geïndustrialiseerde maatschappij, die hoge eisen stelt aan de zelfbeheersing van elkeen, volgens hem zelfs niet loszien van precies die mentale overdrukventielen.

Het is misschien een beetje kort door de bocht, zoals ik het hier stel, maar in wezen gaat het in sport op aan zich aan de spelregels te houden, die ertoe dienen de agressie jegens andere spelers die in het spel tot uiting kunnen komen, binnen de perken te houden. Hetzelde zou je kunnen zeggen over bals denk ik dan en al helemaal als je bals in hun historische context van pakweg twee eeuwen terug bekijkt, toen het aantal regels – geschreven en ongeschreven – enorm hoog lag. George Bernard Shaw zou naar verluid ooit gezegd hebben dat dansen de vertikale expressie is van een horizontaal verlangen. Hij bedoelende daarmee dat dansen in feite gesublimeerde sex is en niet veel meer. Ik denk daar, net zoals Elias en Dunning toch een klein beetje anders over. Naast sex blijkt de menselijke soort toch ook mogelijkheden te hebben zich fysiek te uiten, zonder dat daar rechtstreeks sprake van sex of gesublimeerde sexualiteit moet zijn. Van heel wat evoluties in de Westeuropese dansgeschiedenis weten we bijvoorbeeld dat er een bijzonder sterke band bestond tussen de politieke en bredere historische maatschappelijke en politieke ontwikkelingen waarin ze ontstonden. En ik heb het niet per se over de hofballetten zoals die onder Louis XIV plaatsvonden alleen.

Naar mijn gevoel is Elias’ concept trouwens hoofdzakelijk om die reden interessant om de danscultuur uit de periode waarover ik doctoreer, mee te benaderen. In de periode 1795 – 1815 ontmoetten verschillende voorheen gescheiden publieken elkaar op en rond de dansvloer en dat voor het eerst. Het is de tijd dat de wals en de quadrille de wereld veroveren tussen en dat gebeurt naar mijn gevoel zeker niet zomaar. Europa was in een 20 jarige oorlog ontwikkeld tot 1815, die enorme economische en sociale inspanningen kostte.

Laat ik beginnen met de quadrille, die in Frankrijk haar belangrijkste evolutie doormaakte tussen 1795 en 1810. De politieke omstandigheden (we spreken over het Directoire, vlak na de Terreur) leidden maar zonder enige twijfel tot een context waarbij nieuwe, hogere eisen werden gesteld met betrekking tot de affectbeheersing op en rond de dansvloer. Het nieuwe, revolutionaire bewind, eiste namelijk dat er geen zichtbaar onderscheid meer bestond tussen de verschillende rangen en standen in de maatschappij, dus ook niet op bals. En aangezien de dansvloer nu eenmaal een bijzonder eenvoudige manier biedt om te controleren wie aanwezig is en wie zich te buiten gaat aan profileringsdrang, hoeft het niet te verwonderen dat de revolutionairen destijds nogal tuk waren op bals in het algemeen. Het resultaat was een nieuwe vorm van bals waar je, net zoals een hofbal wel af en toe moest vertonen om je loyaliteit aan de macht in de verf te zetten, maar tegelijkertijd je afkomst niet al te sterk mocht uiten.

De interne spanning die van die gedwongen situatie het gevolg was, vertaalde zich onder andere in een sterke vereenvoudiging van de vestimentaire stijl, zo typisch voor het directoire. Uiterlijk mocht er namelijk niet aan je te merken zijn waar je vandaan kwam. Het kon je nl. letterlijk je kop kosten wanneer je je teveel profileerde of afwezig bleef waaruit men misschien kon opmaken dat je het niet eens was met het nieuwe bewind. Veel auteurs, zoals de Comte de Mérode die ik reeds vernoemde, verwoordden in hun mémoires de weerzin die zij initieel ondervonden toen zij geconfronteerd werden met de nieuwe stijl van bals, zoals hier bvb.over een bal dat plaatsvond op 1 februari 1803 (Pg 131):

“Par la suite de la tendance à se rapprocher de ses pareils, nous avions formé un quadrille presque toujours des personnes ci-dessus nommées. Le bal républiquain s’en apperçut, et nout donna le nom de contredanse des parchemins. On appelait encore à cette époque, Bonaparte, citoyen premier consul, qualification qui, dés l’été suivant, fut remplacée par celle de général premier consul. J’apperçus ce que nous présageait le nom qu’on nous donnait, et je persuadai aux autres membres de notre contredanse, de dissiper ce nuage en introduisant dans le quadrille un lieutenant-colonel de cavalerie, ancien sous-officier aux dragons de la reine, qui avait de très-bonnes manières, et en invitant plus souvent dans notre quadrille des dames du nouveau régime. Cela réussit à merveille, le nom disparut et nous recouvrâmes la bienveillance du bal. L’entêtement nous aurait rendu notre séjour désagréable, et suscité peut-être de grands inconvénients; une flexibilité opportune et inaperçue écarta les nuages.”

Een duidelijker illustratie van de strenger wordende eis tot affectbeheersing kun je je niet dromen als onderzoeker.

Nu is het mijn hypothese dat precies dit fenomeen de ruimte/mogelijkheid bood om een zeer veeleisende dansstijl te ontwikkelen. De nieuwe dansstijl vereiste namelijk enorm veel training en dus beheersing, maar bals waren tegelijkertijd ook momenten van collectieve catharsis die uiteindelijk de nodige ontspanning boden in deze uiterst beladen tijden. Ik moet het idee natuurlijk nog verder uitdiepen, maar het zou o.a. verklaren waarom precies de quadrille in haar nieuwe gedaante, precies in Frankrijk ontstond en niet in Engeland of Duitsland.

Wordt ongetwijfeld vervolgd…

Beeldgebruik: wikipeda commons – dansjurk ca 1809

Oxford, here we come!

BALL

Het is al een tijdje officieel, maar toch even hier een melding. In het kader van mijn doctoraat ga ik volgend jaar naar de 17th Annual Oxford Dance Symposium. Jawel, Oxford University organiseert jaarlijks een symposium gewijd aan dansgeschiedenis. Ik diende een abstract in, dat inmiddels werd aanvaard en gepubliceerd op hun website. Officiëler kan dus niet.

Fijn, fijn. Joepie! Ik mag naar Oxford!

De abstract in kwestie is de volgende:

Dancing in the Barracks. Contexts for social dancing on the Eve of Waterloo.

When, determined to end Napoleon’s advance, the allies invaded the territory now known as Belgium, they never imagined they would stay so long. No less than 17 months lay between the first engagements at the Battle of Hoogstraten and the final battle at Waterloo. As with the Congress of Vienna, this enduring presence provided ample occasion for social mixing. And once again, dancing proved a good solution to overcome cultural barriers. Hence, many balls were organised, mostly relying on local musicians and dancing masters.

In this paper I will focus on the socio-cultural context for social dancing in the Southern Netherlands (1795 – 1830). The dissemination of music- and dance repertoires has, until now, mainly been investigated by looking at musical institutions in major cities. But at the time, balls were important events occurring far more frequently than concerts or operas. They also were more casual, even taking place in the barracks. Therefore it is vital to assess their impact. What formed the socio-cultural backcloth for the mythic Duchess of Richmond’s Ball? Which cultural transfers occurred in the year preceding it and what did the international community finally take home?

Voilà. En daarmee is ook dat weer eens gezegd.

Wordt ongetwijfeld vervolgd…

De Redelijke Hoeveelheid Zweet Theorie

1817-accidents-in-quadrille-dancing

Dansen = zweten. Om danser te worden, is er geen andere methode dan oefenen, oefenen en nog eens oefenen. En dat wil dus zoveel zeggen als zweten, zweten en nog eens zweten. De uitspraak dat het genie maar kan bestaan dankzij 99% transpiratie en 1% inspiratie kun je voor dansers dan ook vrij letterlijk nemen.

Natuurlijk gaat die uitspraak niet helemaal op. Ze is op zich zelfs hoogst moraliserend. Omdat ze er bijvoorbeeld van uitgaat dat je enkel door hard werken ergens geraakt. En dat klopt natuurlijk niet 100%. Het hangt er nogal stevig van af waar je geboren wordt en wie je ouders zijn enzo. Maar één ding is zeker: je wordt nooit een topdanser als je niet een pak zweet gelaten hebt om de stiel onder de knie te krijgen.

En ja, er is talent voor nodig en dat is grotendeels aangeboren, enz. En daardoor blijft het verschil tussen een zeer goede danser en een iets minder goede nog altijd vrij duidelijk. Maar ik geloof nooit dat die twee zoveel minder zullen hebben moeten zwoegen om ergens te geraken.

Waarom ik hierover begonnen ben? Omdat recent nog eens door het lezen van de mémoires van de Comte de Mérode de Westerloo weer eens mocht vaststellen hoeveel dansles er destijds wel nodig was om mee te kunnen dansen. Hij beschrijft op pg 128 – 130 op schitterende wijze hoe hij voor het eerst in aanraking komt met de nieuwe stijl quadrilles in Charleville in Frankrijk in january 1803. De dans en de bijbehorende muziek was er door het plaatselijke regiment geïntroduceerd. Zij stonden via het leger rechtstreeks in contact met de grote wereld in Parijs waar deze nieuwe dansvorm, gebaseerd op de virtuositeit van het pre-romantische balletschool, stormerderhand de salons inpalmde.

Wat mij in dit fragment zo duidelijk opvalt is het feit dat je als jongeling, gewoon niet anders kon dan dansles gaan volgen. Je moest dus, van welke komaf je ook was (en de jonge Comte was van hoge adel) ook jouw portie zweet laten om er bij te horen. En daarmee vormt deze passage voor mij de mooiste illustratie van mijn zelfverzonnen “Theorie van de Redelijke Hoeveelheid Zweet”.