Tot slot van deze reeks nog het verslag van een opmerkelijke ontmoeting op de terugweg. Dapper trapten wij op onze laatste dag voor de terugreis van Oldenburg in Holstein naar Kiel door het bij wijlen prachtige Noord-Duitse landschap. Ter hoogte van het vlek Giekau strandden wij op de middag voor het etablissement Giekauer Kroog, dé kroeg in Giekau met andere woorden en je kon er ook nog wat eten. Snoek vers uit de Selenter See bijvoorbeeld of prachtige Holsteiner Katenschinken.
Na drie weken Deense voedselellende en het ontbreken van zelfs de gedachte aan een kroeg, was dit natuurlijk een verademing. Maar het beste moest nog komen. Toen mijn eega zich even ter sanitair begaf, kwam ze vrij enthousiast terug. Ze kent me ondertussen. Er bleek een fantastische feestzaal aan het café vast te zitten en ze wilde aanstonds foto’s beginnen maken. En inderdaad een authentieke belle-epoque zaal met daarenboven een interessante geschiedenis. Oorspronkelijk was deze zaal het lokaal van de ‘Neuhauser Totengilde’ die, blijkens een ingekaderde vlag in 1881 werd opgericht. Een schuttersgilde en ’totengilde’ dus. Dat laatste betekent dat de maatschappij ervoor zorgde dat haar leden een waardige begrafenis kregen. Maar daarnaast is het vooral een schietclub met een socio-culturele dimensie: ze organiseert ook een jaarlijks bal en tal van andere zaken naast de schietingen. Wat me er meteen op een vreemde manier thuis deed voelen.
In de Noorderkempen, waar ik werk, heb je ettelijke schuttersgilden. Gilden, zo dacht ik, dat was een apart Brabants onderonsje: het Hertogdom Brabant aan weerszijden van de staatsgrens in traditie verenigd of zo iets. Niet dus: Noord Duitsland stikt ervan en net zoals hier bouwden die vroeger prachtige feestzaaltjes in hun dorpen. Gelukkig springen ze in Duitsland wat spaarzamer om met hun erfgoed dan hier in Vlaanderen. Misschien omdat ze uit ervaring weten wat het is, als bommen je oude stad van de landkaart vegen. Een memorabele afsluiter, dat wel.