Wanneer danshistorici uit de balletwereld zich wagen aan geschiedschrijving van de sociale danscultuur kun je je aan een bepaalde visie verwachten. Podiumdans en sociale danscultuur zijn volgens hen niet zo erg verschillend, bvb. Ze halen dan bij voorkeur de voor kunsthistorici bekende voorbeelden aan waarbij er inderdaad sprake was van uitwisseling tussen de twee ‘genres’. Daarna volgen de mooie plaatjes van schilderijen over filmfoto’s en als je geluk hebt misschien eens een polka-karikatuur van Charles Vernier.
Maar wanneer je je vervolgens verlaagt tot het debiteren van historische onzin over balcultuur, noem ik dat gewoon stielbederf. Laat dat nu precies het euvel zijn waaraan alle vier de co-auteurs van de “Scènes de bal, bals en scène” zich bij herhaling bezondigen. Het gaat om een resem aan fouten. Van het verzwijgen van historische feiten tot het ontberen van elk internationaal historische perspectief. Ergerlijk en storend. Gênant ook.
Zo lezen we op pg 35 dat de Mazurka nooit zijn doorgebroken zijn doorgebroken als salondans in Parijs, wegens te complex. En op pagina 29 wordt de Quadrille des Lanciers in 1856 voor het eerst werd geïntroduceerd. Opnieuw in Parijs notabene. Vanzelfsprekend. Parijs, dat is toch de navel van de wereld? Danscultuur = Parijs, daarbuiten heerst de barbarij dat is algemeen bekend. Balcultuur in de danszaal is blijkens de auteur van het eerste hoofdstuk, volstrekt schatplichtig aan balletcultuur en theaterdans. Nogal kort door de bocht lijkt me dat. Dat talloze auteurs van historische dansboeken effectief geschoolde balletmeesters waren, klopt natuurlijk. Zij waren de enigen die over een ’taal’ beschikten om dans op te schrijven. Maar moeten we daarom alles geloven wat zij aan het papier toevertrouwen?
Je kunt in dat opzicht ook echt bijziend zijn. Over de Contredanse lezen we bijvoorbeeld louter door iets over de Franse dansmeesters die zich met het genre inlieten. Dat de dansvorm al meer dan een eeuw eerder in Engeland tot volle wasdom kwam, krijg je dus niet te horen. En natuurlijk gaat het vervolgens louter nog over Versailles en de hoofse balcultuur aldaar. Dat die een heel sterke band met de theaterdans had, staat uiteraard buiten kijf. Echter, stellen (inleiding pg. 10) dat tot aan de 20ste eeuw vooral de elite bijdroeg tot de ontwikkeling van de sociale danscultuur, is wat mij betreft toch wel erg kort door de bocht. De “Country Dance” heeft haar naam, dacht ik toch, echt niet gestolen?
Op eerste gezicht leek me het initiatief, dat uitging van het ‘Centre National de Danse’ in 2011, beste wel interessant. Een tentoonstelling, omkaderd door lezingen, films en dansvoorstellingen, waaronder ook wel enkele bals. Maar de omkadering van hetzelfde niveau was als het boek, ben ik bijlange niet kwaad dat ik het geheel totaal gemist heb. Stel je voor dat ik daarvoor speciaal naar Parijs zou zijn afgereisd?