Reisdagboek van een danshistoricus in Engeland – Deel 2

Bath_Assembly_Rooms_SMALL

De volgende dag spoorden we uit Londen naar Bath, zoals de naam het zegt, een badstad en dat al sinds de tijd van de Romeinen. De fascinerende termen bij de warmwaterbron, waar ooit, in vervlogen tijden een tempel gewijd aan godin Sulis Minerva stond, zijn zeker een bezoekje waard. Ik ga er hier niet verder op in omdat het waterballet nu eenmaal niet mijn specialiteit is. Bovendien bezit Bath een, in dansant opzicht tenminste, bijzonder rijke geschiedenis en tal van monumenten die, naar goede Britse gewoonte, er helaas blijven uit zien alsof ze gisteren nog maar werden gestaureerd.

Heel de stad is trouwens in dat bedje ziek. Alle gebouwen, ook de meest moderne, worden er al sinds een eeuw of drie verplicht voorzien van één en dezelfde soort “Bath” zandstenen gevels. De stenen komen onveranderlijk uit dezelfde groeve van het nabijgelegen Comden. Het zal een zegen voor de omgeving zijn als die ooit eens uitgeput raakt en de minerale dictatuur eindelijk stopt. De absurde uniformiteit van kleuren voelt als je er een tijdje in rondwandelt lichtelijk orweliaans aan. Waarom, bijvoorbeeld, ook niet meteen decreteren dat alle huizen alemaal perfecte rechthoekige blokjes moeten vormen van 4m X 6m X 8m, of iets dergelijks? In toeristische gidsen wordt de stad er om geroemd – het is zelfs werelderfgoed – maar na een dag of drie had ik het echt wel gehad met die woestijnkleurige monotonie.

Maar niet getreurd, de stad bezit ook enkele van de meest intakte en fascinerende Assembly Rooms in het Verenigd Koninkrijk en die wilde ik onder geen beding missen. Anders dan bij ons, bestonden in Engeland al vanaf het begin van de 18de eeuw aparte, commercieel uitgebaatte danszalen in de moderne zin van het woord, waar je gewoon door de aankoop van een ticket entree kreeg en niet enkel op uitnodiging binnen mocht. In continentaal Europa zullen vooral Theater en Operagebouwen gelijkaardige publieke bals gaan organiseren als deel van hun entertainment mix en duurt het nog tot rond 1760 vooraleer, naar Engels voorbeeld, aparte danszalen worden opgetrokken. The Pump Room en de Assembly Rooms vormen dan ook vandaag nog formidabel interieur entertainment. In beide gevallen zijn de oorspronkelijke orkest balkons (een gevoelig punt bij mij) nog aanwezig en ligt er een perfecte dansvloer.

Bath, dat is mekka van de “Georgian style” (genoemd naar George I tot en met IV en lopend van 1714 tot 1830) en Jeane Austen. De Assembly Rooms vormden toen de geprefereerde speeltuin van Beau Nash, die het societyleven van het stadje tussen 1704 en 1762 met groot succes bestierde van onder zijn pruik. Onder zijn bewind ontwikkelde het oord zich tot een fashionable society plek waar de Londense beau monde kwam gokken en zich vermaken.

RegencyBallBAth

Ik heb me suf gezocht naar een adequate studie over danscultuur in Bath in de 18de eeuw, maar verder dan een halfslachtige studie over het Pump Room Orchestra, ben ik helaas niet gekomen. Er blijft dus wel wat mythevorming bestaan rond de fameuze 18de eeuwse en vroeg 19de eeuwse regency danscultuur, die een heel circuit van re-enactment bals vormen in Engeland en zeker in Bath. Desondanks zijn er als Belg wel wat redenen om een beetje jaloers te zijn natuurlijk. Heemkunde in Engeland is vaak sterk gelieerd aan danscultuur en re-enactment. Niet zelden wordt dans en muziek ingezet om een periode aanschouwelijk te maken voor bezoekers van een historische site. Daar is vanuit de hoek van de historici ginder wel wat kritiek op: de dans en de kostuums zullen wel wat cliché zijn en niet helemaal beantwoorden aan een mogelijke historische realiteit, maar het blijft wel een prachtige laagdrempelige manier om mensen te betrekken bij plaatselijke geschiedenis. Nu nog het publiek betrekken bij het dansen en we zijn al weer dat stapje verder.