Normaal gezien hoor je me niet snel klagen over het vele werk dat mijn intens beleden hobby met zich meebrengt.
Ik beschouw het dan ook als een voorrecht om te mogen doen wat ik momenteel doe. Meestal toch, want sommige weken zijn niet als andere.
De afgelopen twee waren wellicht ook iets te intens. Iets van het goede teveel. Zelfs voor een Corneel.
De nieuwe blog op de rails zetten vergde al bijzonder veel extra werk, om nog te zwijgen van het (zelf gekozen) vertaalwerk naar het Engels.
Maar tegelijkertijd levert dat ook wel wat fijne bijkomstigheden op. Ik kan nu ten minste gewoon wereldwijd worden gevolgd. Al doe ik voorlopig ook niet de minste moeite om effectief lezers aan te trekken.
Want als je dat goed wil doen ben je daar inderdaad een hele dag zoet mee en die tijd heb ik niet. Even temporiseren is dus de boodschap. Een mens kan nu eenmaal niet alles met één keer.
Maar waarmee was ik dan wel in de weer, dat ik het zo druk moest hebben, vraagt u zich misschien af?
Welnu: enerzijds het afwerken van een boekbespreking ofte “review” van het boek “Dans in België 1890 – 1940” van mijn alom bewonderde en geliefde collega danshistoricus, Staf Vos. Hij heeft ook een internetpagina met en URL die me zelfs lichtelijk jaloers maakt 😉
Eindelijk eens een werk van een collega wetenschapper die even intens met zijn onderzoek begaan is als ikzelf.
Dus beste lezers van deze blog: storm naar de boekhandel en bestellen die handel.
En vervolgens ook lezen aub. Achteraf ben je wellicht een enorme hoeveelheid kennis rijker en hopelijk enkele illusies armer.
Ten minste wat betreft de geschiedenis van de moderne dans in dit lichtelijk surrealistische landje.
Daarnaast stortte ik mij anderzijds op de schier onmogelijke taak, een degelijk verhaal uit te werken over de geschiedenis van de Quadrille.
Voor een lezing meer bepaald, die aanstaande zaterdag plaatsvindt (enkel toegankelijk voor ingewijden).
Aangezien ik verruit het meeste werk voor mijn doctoraat en de vzw op de trein verzet, kwam ik met andere woorden, de afgelopen weken dus zogenaamde ’treinuren’ te kort.
De nmbs zal het graag horen: eindelijk iemand die het niet erg vindt wat langer op de trein te vertoeven.
En dus werd het me een beetje te machtig en besloot ik dit epistel aan het web toe te vertrouwen.
Want, laat dit geen boutade zijn: ik verheug me wel degelijk over het feit dat ik nog steeds, bij leven en welzijn, dit schone werk verder kan zetten en daarvoor ook nog eens bij tijd en stond waardering ontvang.
Meer moet dat niet zijn, nietwaar?