Auteur: Cor Vanistendael

Concours d’arguèdènes 2012

Ieder jaar vindt in het zuid-Belgische plaatsje Sivry-Rance (tussen Beaumont & Chimay) een buitengewone muziekwedstrijd plaats. Het is bij mijn weten de enige plaats in ons land waar fanfare muzikanten tegen elkaar in het strijdperk treden met airekes en danskes, kortom: dansmuziek van bij ons.

Mensen die het nog nooit meemaakten, denken als ze de combinatie “koperblazers” en “polka’s” horen, onvermijdelijk aan hoepapa muziek. Wat het ook is. Edoch, een beetje anders voor een keer. Er is namelijk mettertijd een beetje Waalse of Franse flair en swing in deze muziek geslopen. Waardoor ze eigenlijk redelijk onweerstaanbaar op de heupen werkt. Maar ook dat is positief bedoelt. Een mens moet gewoon dansen als deze muziek klinkt.

Dus: koperblazers aller streken, meldt u aan op zondag 7 oktober 2012 voor 12 uur ’s middags. Om 14 uur begint dan het concours waarbij zowel solisten als groepen muzikanten (tot maximaal 6 tegelijk) meedingen in verschillende categorieën. Om 16 uur volgt dan een concert. Tijdens de deliberatie is er mogelijkheid tot vrij samenspel of ‘jamsession’ met de aanwezige muzikanten. Tussendoor is er wat te eten en te drinken. En voor de liefhebbers: er is een perfecte dansvloer.

Inschrijvingen en info: Inschrijving en info: +32 (0)477 72 21 30 of arguedenes@hotmail.com – www.arasedetere.be

Foto: à râse de têre & Limbrant als ultieme weddingband

David & de archieven

Het is weer een tijdje geleden dat ik nog wat postte op deze blog. Het zijn drukke tijden voor cultuurliefhebbers. Het nieuwe schooljaar ging van start en ondertussen studeerden we rustig verder op onze archieven en bronnen. Ter meerder glorie van de wetenschap in het algemeen en de dansgeschiedenis in het bijzonder. Het wil overigens niet zeggen dat we niets meldenswaardigs vonden. Wel integendeel. De afgelopen maanden was David A. Day van Bringham Young University in Utah in het land. David verricht al 15 jaar naarstig onderzoek naar het Ballet van de Brusselse Opera. Wil het toeval dat hij zijn doctoraat maakte over het ballet in de Franse en Hollandse tijd, wat dan weer mijn onderzoeksperiode is.

Maar het leven bestaat niet altijd uit toevalligheden. Hoewel. Toevallig was ik verleden jaar in januari in het Aalsterse stadsarchief onderzoek aan het doen op het archief van muziekvereniging “Le Concert”. Dit ter voorbereiding van een leuk artikel waarover ik het al eerder had op deze website en dat u hier kunt lezen. Alles behalve toevallig kwam ik daar natuurlijk namen van muzikanten en dansmeesters uit het Brusselse tegen. Net zoals ik een jaar eerder in Sint-Niklaas dansmeesters uit Antwerpen was tegengekomen. Zo ging dat toen namelijk: men haalde de grote namen van het ballet van de opera naar zijn etablissement in de provincie om volk te trekken. En dat werkte want een danszaal uitbaten was doorgaans een lucratieve bezigheid destijds.

Omdat ik vermoedde dat de Brusselse muzikanten eveneens aan de opera waren verbonden, contacteerde ik David. Hij kende de namen van de orkestleden van de Brusselse opera en toevallig of niet waren daar een paar snaken bij die af en toe bijklusten in Aalst. Het was overigens een bekend fenomeen dat vrijwel alle muzikanten er bijbaantjes op nahielden waardoor het orkest vrijwel nooit in volledige bezetting speelde. Waarmee ik dan weer de mythe van de historische uitvoeringspraktijk even om zeep help. Want als men werkelijk wil klinken als toen… dan moet men dus met onvolledige orkesten, op slechte instrumenten en in een zaal vol ongewassen, stinkende mensen aan de slag. Maar dat zal wel niet de bedoeling zijn, enz. enz.

Enfin, dit alles om u te zeggen dat David afgelopen zomer naarstig met een ploegje studenten fantastisch werk verrichtte door een pak scores in te scannen en op het web te zwieren. En ook niet toevallig meldde ik hem dat zich in Antwerpen alvast minstens een even interessant fonds bevond dat hij dringend eens moest gaan bekijken. Hetgeen zeer toevallig ook gebeurde. Dus mensheid: juicht en prijst! David A. Day mag vanaf volgend jaar ook de opera en ballet scores van de Antwerpse én de Brusselse conservatorium bibliotheek komen inscannen en op het web te grabbel gooien voor onderzoek. Het voorlopig resultaat kunt u alvast gaan bewonderen op de website met de vanzelfsprekende naam www.archives.org die uiteraard geen toeval kan worden genoemd. Kortom: geef David en zijn ploegje op digitale wijze een high five, mocht je toevallig in de buurt vertoeven.

De video toont een bal in de muntschouwburg ca 1956 – bron – www.ina.fr

Danst Harry Potter op Python?

De boog kan niet altijd gespannen staan. Daarom even een blog berichtje met wat nonsicale gedachten. Gisteren zat ik voor de zoveelste keer naar Harry Potter & The Deadly Hallows te kijken toen me onder het nuttigen van een trapistje de volgende gedachten te binnen schoten. Hoe verschrikkelijk de dansscènes niet zijn in zowel de boeken als de films. Dansen moet voor J.K Rowling blijkbaar steeds als een traumatische ervaring worden voorgesteld. In tegenstelling tot eten bvb. dat telkens weer een feest hoort te zijn. Harry Potter is in dat opzicht fantastische lectuur voor Anorexia patiëntjes in spe, net zoals het voor alle wat motorisch onbegaafde, klungelige jongetjes een opluchting zal wezen, dat ze dansen niet fijn hoeven te vinden, zelfs al zijn meisjes er doorgaans dol op.

Maar toen ik nog iets dieper nadacht viel me in dat er wel heel wat gelijkenissen te bespeuren vallen tussen het programmeren van Python (of iedere andere echte object georiënteerde taal) en toveren zoals dat in Harry Potter’s wereld gebeurt. Zoals jullie weten pruts ik momenteel verder aan mijn blog in Web2py en daarbij komt dus python om de hoek gluren.

Bij toveren horen toverspreuken. Bij Python ‘call’ je functies, methodes, classes, objecten, enz. net zoals bij toveren door ze bij hun naam te noemen. Wanneer je dat doet gebeurt er iets. Soms iets dat je niet helemaal voorzien had en soms ook helemaal niets. Dan blijkt dat je je toverspreuk verkeerd uitsprak(lees: typfoutjes maakte). Wat moeilijkere toverspreuken blijken overigens altijd wel door één of andere ‘grote magiër’ uit het rijke tovenaarsverleden te zijn ontworpen. Zo programmeerde Albus Dumbledore de 10 gebruiken van drakenbloed samen met zijn partner Nicolas Flamel die op zijn beurt dan weer de uitvinder was van de ‘Steen der Wijzen’. Het fijne aan de tovernaarswereld is dat het blijkbaar ook allemaal ‘Open Source’ toepassingen zijn. Eénmaal uitgevonden mag iedereen ze gebruiken. Gratis en de voor niets. Ze zijn met andere woorden door de gemeenschap van magiërs/programmeurs toegevoegd aan de ‘Standard Library’.

Overigens wist u dat programmeerboeken die wat dieper ingaan op bepaalde aspecten van een taal vaak ‘kookboek’ heten? En dat bij het ontwerpen van een programma je vaak erg goed moet nadenken op voorhand welke ingrediënten je wanneer en in welke hoeveelheid toevoegt? Een beetje zoals bij ’toverdranken’ in de Potterboeken. Maar ook ’transfiguratie’ is een techniek die in Python haar evenknie kent en bijzonder frequent voorkomt al heet ze dan ‘omzetting’ of ‘converting’. In python kun je overigens ook omgevingen scheppen (bvb de Sandbox van GAE) waarbinnen bepaalde ‘spreuken’ of classes niet werken. Een beetje zoals bepaalde magie niet binnen de muren van Hogwards lukt.

En ik ben ook niet de enige die gelijkenissen ziet tussen de potterboeken en python. Zelfs de eminente Guido Van Rossum, de vader van de Python programmeertaal, zag die al eerder. Al was dat op een andere vlak dan ik dat hier doe. Hij wijst namelijk op de gelijkenissen in de ontwikkeling van Python over de jaren en de ontwikkeling van de plot in de potterboeken over de 7 delen. Moet het tenslotte nog worden herhaald dat Harry Potter vloeiend Python spreekt met alle slangen in zijn omgeving?

Op schattenjacht voor de nieuwe blog: La Vie Parisienne

Zoals jullie onderhand wel weten sleutel ik druk aan mijn nieuwe blog. Saai werk, dat gelukkig af en toe leidt – het devies ‘Al gaande langs googles wegen, komt men warempel dansant erfgoed tegen’ indachtig – tot de nodige ontdekkingen. Het punt is: de home-page van de toekomstige blog, die je overigens hier terugvindt, toont een viertal fragmenten van historische danstekeningen. Over drie van de vier bestond weinig discussie hier ten huize: de Schottische postkaart linksboven staat gewoon op de schouw, de dansende dames rechts onder komen van de onovertroffen Suzanne Meunier en de illustratie links onder is in feite een detail van een vrij bekend ‘Le Bon Genre’ wals-karikatuur uit het begin van de 19de eeuw. Maar wat te doen met de vierde hoek, rechts boven?

Gezien de verdeling in de tijd van de verschillende tekeningen (1810, 1900, 1950) dienden zich twee periodes aan: 1850 en interbellum. Begrijpen wie begrijpen kan, maar laat dat nu juist twee periodes met elk hun eigen ‘dancewoede’ zijn, waarover dus tonnen en tonnen beeldmateriaal bestaan. De ene over de polkamanie de andere over de jazz-craze. Geen evidente keuzes dus, wegens beide waanzinnig aantrekkelijk: gestyleerde art-deco jurkjes à la garçonne of super vrouwlijke S-lijn crinolines? Rokkostuum met zwaluwstaat vs smoking?

En al surfend kwam ik zo dus modeprenten uit het befaamde tijdschrift “La Vie Parisienne” tegen dat in feite beide epoques overspande, maar vooral voor het interbellum fantastisch beeldmateriaal opleverde. In feite zijn het vaak karikaturen, maar daarom niet minder informatief. Bovendien werkten de beste mode-illustratoren mee aan dit blad, waardoor geheel licht kinky en arty-farty fashionable oogt. Zo een blad maken ze nu niet meer. En nostalgici zoals ik vinden dat blijvend jammer.

Aangezien ik er zelf niet uit geraak: aan jullie dus de keuze. Je mag je meningen hier of op facebook posten of ze me persoonlijk mailen: hoe meer meningen hoe meer vreugd. En als je dan toch bezig bent: surf alvast eens wat rond op de test-site (er zit nog niet zo veel in) en spui gerust commentaar over het surf-en gebruiksgemak. De keuze gaat uit de vier prenten die in dit artikel voorkomen. Je mag ze voor het gemak nummers 1 – 4 meegeven, naar gelang de volgorde waarin ze voorkomen.