Auteur: Cor Vanistendael

Pantone: een ware bron van inspiratie

Momenteel lees ik het onwaarschijnlijke “PANTONE – The 20the century in Color” van Leatrice Eiseman & Keith Recker. Zonder die pretentie te willen hebben, biedt dit boek dat uitsluitend over kleur gaat, één van de boeiendste overzichten van de 20ste-eeuwse populaire cultuur die ik ooit zag. Het opzet is eenvoudig: bepaal per decennium welke 8 kleurpaletten toonaangevend waren. En doe dit op basis van kunstwerken, populaire producten, publicitair materiaal, mode, interieurvoorwerpen, enz. Wat dit met dansgeschiedenis te maken heeft? Wel zo ongeveer alles. Toch wanneer het om dansmode gaat. Al was het maar omdat dans- en muziekmode en bij uitbreiding het nachtleven, ontzettend veel invloed had en nog steeds heeft op alles wat met mode en coloriet te maken heeft. Maar er is nog een tweede reden. De nieuwe versie van deze blog is in volle ontwikkeling. Zoals reeds aangekondigd wordt het een Web2py app, wat de achterliggende techniek betreft tenminste. Aan de voorkant moet je daar zo weinig mogelijk van merken vind ik. En dan wordt kleur en huisstijl wel erg belangrijk, dat spreekt. Binnenkort zal u trouwens hier een link vinden waarop u dat eerste ontwerp zult kunnen keuren. Maar dat is stof voor een nieuw verhaal.

Danshistorici ondereen: stielbedervers!

Wanneer danshistorici uit de balletwereld zich wagen aan geschiedschrijving van de sociale danscultuur kun je je aan een bepaalde visie verwachten. Podiumdans en sociale danscultuur zijn volgens hen niet zo erg verschillend, bvb. Ze halen dan bij voorkeur de voor kunsthistorici bekende voorbeelden aan waarbij er inderdaad sprake was van uitwisseling tussen de twee ‘genres’. Daarna volgen de mooie plaatjes van schilderijen over filmfoto’s en als je geluk hebt misschien eens een polka-karikatuur van Charles Vernier.

Maar wanneer je je vervolgens verlaagt tot het debiteren van historische onzin over balcultuur, noem ik dat gewoon stielbederf. Laat dat nu precies het euvel zijn waaraan alle vier de co-auteurs van de “Scènes de bal, bals en scène” zich bij herhaling bezondigen. Het gaat om een resem aan fouten. Van het verzwijgen van historische feiten tot het ontberen van elk internationaal historische perspectief. Ergerlijk en storend. Gênant ook.

Zo lezen we op pg 35 dat de Mazurka nooit zijn doorgebroken zijn doorgebroken als salondans in Parijs, wegens te complex. En op pagina 29 wordt de Quadrille des Lanciers in 1856 voor het eerst werd geïntroduceerd. Opnieuw in Parijs notabene. Vanzelfsprekend. Parijs, dat is toch de navel van de wereld? Danscultuur = Parijs, daarbuiten heerst de barbarij dat is algemeen bekend. Balcultuur in de danszaal is blijkens de auteur van het eerste hoofdstuk, volstrekt schatplichtig aan balletcultuur en theaterdans. Nogal kort door de bocht lijkt me dat. Dat talloze auteurs van historische dansboeken effectief geschoolde balletmeesters waren, klopt natuurlijk. Zij waren de enigen die over een ’taal’ beschikten om dans op te schrijven. Maar moeten we daarom alles geloven wat zij aan het papier toevertrouwen?

Je kunt in dat opzicht ook echt bijziend zijn. Over de Contredanse lezen we bijvoorbeeld louter door iets over de Franse dansmeesters die zich met het genre inlieten. Dat de dansvorm al meer dan een eeuw eerder in Engeland tot volle wasdom kwam, krijg je dus niet te horen. En natuurlijk gaat het vervolgens louter nog over Versailles en de hoofse balcultuur aldaar. Dat die een heel sterke band met de theaterdans had, staat uiteraard buiten kijf. Echter, stellen (inleiding pg. 10) dat tot aan de 20ste eeuw vooral de elite bijdroeg tot de ontwikkeling van de sociale danscultuur, is wat mij betreft toch wel erg kort door de bocht. De “Country Dance” heeft haar naam, dacht ik toch, echt niet gestolen?

Op eerste gezicht leek me het initiatief, dat uitging van het ‘Centre National de Danse’ in 2011, beste wel interessant. Een tentoonstelling, omkaderd door lezingen, films en dansvoorstellingen, waaronder ook wel enkele bals. Maar de omkadering van hetzelfde niveau was als het boek, ben ik bijlange niet kwaad dat ik het geheel totaal gemist heb. Stel je voor dat ik daarvoor speciaal naar Parijs zou zijn afgereisd?

Ontdekking: Ivor Guest

Ivor Guest. Ik moet iets bekennen. Voor ik zijn boek ‘Ballet under Napoleon’ op de kop tikte in Parijs, had ik nog nooit van hem gehoord. Voor u “schande!” roept of zo. Het is een ballet historiograaf, zoals de meeste danshistorici overigens. Dat wil dus zeggen dat hij het effectief heel weinig heeft over het onderwerp waaraan deze blog is gewijd, nl. sociale danscultuur. Hoe dan ook: het is een kleine wereld natuurlijk en vroeg of laat kom je elkaar dus tegen. Niet persoonlijk, hij is 92 ondertussen en wellicht niet meer zo kwiek en mobiel, maar wel via zijn werk.

Ongeveer een uur voor we Parijs verlieten trof ik voornoemd boek in de shop van de Opera Garnier aan. Het kostte een pak duiten, maar ik wilde het per se hebben. Waarom? Omdat ik net voordien dit prachtig portret van Auguste Vestris in een zij galerij had zien hangen.

En ik moest meteen terugdenken aan enkele anecdotes die de ronde doen over de toenmalige rivaliteit tussen Duport en Vestris. Ik wist dat beiden aan de opera verbonden waren geweest, maar dat zij daarnaast ook enorm gegeerd waren als society dansers in de Parijse salons van die tijd. Stendhal beschrijft overigens in zijn dagboeken zo’n moment waarop Duport zijn entré maakt. 

Maar het zou Ivor Guest oneer aandoen als we bij anecdotiek bleven hangen. Zijn ‘Ballet under Napoléon’ is namelijk zonder meer een standaardwerk. Iets dat je gewoon moet gelezen hebben, als je iets over het pre-romantisch ballet wil weten. Naast academische grondigheid beschikt Guest overigens nog over een andere troef. Hij is erg goed leesbaar. De reden hiervoor? Hij was om te beginnen heel zijn leven advocaat en dat is een slag mensen die het gewend is om ideeën te verpakken in goed klinkende volzinnen. Daarnaast las hij alles wat hij schreef hardop voor aan zijn echtgenote. En dat voel je dus. Vrijwel iedere zin is letterlijk zinnenprikkelend, prachtig verwoord, te savoureren. 

Zijn er dan geen mindere kanten aan dit boek? Natuurlijk wel. Ivor Guest heeft de gewoonte om steeds het volledige scenario van ieder ballet in detail te beschrijven. Niet alleen heb je daar als lezer – ook niet als beroeps – altijd een boodschap aan, maar het maakt het boek op sommige momenten haast onverteerbaar. In zijn plaats had ik die beschrijvingen als bijlagen gelaten en mij in de tekst zelf beperkt tot een korte synopsis. 

Maar het neemt niet weg dat je toch blijft lezen, al blader je schuldbewust af en toe een paar pagina’s verder om de draad weer op te pikken wanneer het weer over de danser en hun grillige pad naar het succes zal gaan. Er is overigens nog één reden waarom ik Ivor Guest bijzonder waardeer. Hij schreef namelijk een boek met de intrigerende titel: ‘Adventures of a Ballet Historian’. Heerlijk toch? Eindelijk een zielsverwant gevonden. Bestond bloggen in zijn jongere jaren reeds, dan had hij wellicht een gelijkaardige blog als deze in stand gehouden.

Een danshistoricus in Parijs: Dag 2 – Deel 2: Cité de la Musique

Een bezoek aan Parijs waarbij je zoveel wil zien, kan natuurlijk niet zonder een obligaat bezoek aan de volledig vernieuwde Cité de la Musique in La Villette. Is het een museum, is het een concertzaal? Neen dat is het niet, enz. Het is namelijk nog veel meer. Op z’n Frans bouwden ze de voormalige abattoir en omgeving om tot een hypermoderne expositie en performance zone. Het museum zelf is dus ingebed zoals dat heet in een hele belevings-site rond podiumkunsten in het algemeen. Indrukwekkende cultureel beladen omgeving midden in een intens multiculturele volkswijk ten Noorden van het centrum.

We dronken eerst een kop koffie op het terras van het museumcafé met uitzicht op de oude abattoir. Op de voorgevel prijkte in enorme knalrode neonletters de naam van onze landgenoot en choreograaf Sidi Larbi Cherkaoui die met zijn creatie TeZukA de wereld aan het veroveren is. Waarna we de catacomben van het muziekmuseum indoken.

Nu ben ik alles behalve een neutraal observator wat muziekmusea betreft. Vele jaren geleden werkte ik mee aan de her-inrichting van het museum Vleeshuis in Antwerpen als researcher. Nog steeds één van mijn meer geslaagde opdrachten vind ik persoonlijk. Maar het maakt me tegelijkertijd natuurlijk tot een wel heel kritische toeschouwer, op het pedante en betweterige af. Maar dit gezegd zijnde: het Parijse museum mag er best zijn. Het toont de evolutie van de instrumentenbouw en muzikale smaak in chronologische volgorde, maar zoomt waar mogelijk thematisch in. De multimedia is dik in orde en er is zelfs aandacht voor de kleinsten met een apart kinderparcours. We zagen een klasje van 6-7 jarige onder begeleiding van een gids aan de slag en ook het niveau en de aanpak van de gids konden ons zeker bekoren.

Echter. Maar. Edoch. Het is toch wel heel academisch. Dat hoeft op zich geen bezwaar te zijn, maar voor een muzikale hoofdstad als Parijs is het wel een gemiste kans. Het begint natuurlijk met de renaissance, daarna de barok, 18de eeuw, enz. Telkens kan je prachtige collectiestukken te bewonderen en bij elke periode hoort ook een reportage en soms zelfs twee. Daarbij neemt men vrij vaak een historisch concert dat ooit in Parijs plaatsvond als centraal thema en dat licht men dan toe. Hoe reageerde het publiek, hoe moeilijk was het wel om dat concert te laten plaatsvinden, enz. Best boeiend, dat spreekt. Maar: waarom alleen Parijs? De rest van Frankrijk bestaat dus blijkbaar niet.

Maar zelfs Parijs komt er maar magertjes uit. Zeker naarmate je dichter bij het heden komt. Het stuk over de 19de eeuw is oersaai. Alleen concertcultuur komt aan bod en de opera. Bals, chanson, café chantant, variété, harmonies en fanfares: het heeft blijkbaar allemaal niet of nauwelijks een rol gespeeld in de muziekgeschiedenis. Om nog te zwijgen van de beschamende 20ste eeuw. Alleen de academische hedendaagse muziek met bijbehorende synthesizer collectie. Geeuw. Piaf? Django? Musette? Gainsbourgh? Jean-Michel Jarre? France Gall? Een toonkast of twee weggestopt op een overloop. En flux de afdeling ethnische muziek er achteraan geplakt. En waarom de ethnische muziek NA de Westerse traditie? Iemand?

Goeie shop op het einde, dat wel. Een mens zou er zich arm kopen, maar het was toch een magere troost. Doe mij maar wat meer ‘moderne’ onderwerpen bij een volgende her-inrichting. Ze mogen altijd eens bellen voor een adviesje 😉