Auteur: Cor Vanistendael

Cursus 18de-eeuwse contradans in Hingene

Deze week kreeg ik het volgende berichtje van Koen De Vlieger – De Wilde, de dansante conservator van het Kasteel van Hingene in mijn mailbox:


Goedemiddag,

Met dit bericht wil ik jullie alvast enkele data doorgeven van activiteiten die Stichting Klassieke Dans dit najaar zal organiseren in het kasteel d’Ursel.

De volgende cursusreeks met 18de-eeuwse contredansen is gepland op zaterdagen 22 september, 20 oktober en 17 november 2012, telkens van 10 tot 17 uur.

De aangeleerde dansen kunnen ook dienen als voorbereiding voor de Winterbals. Die komen er weer aan op 8 én 15 december 2012, telkens vanaf 20 uur.

De verdere details moeten nog worden uitgewerkt, maar inschrijven is nu al mogelijk bij Johan Goessens van Stichting Klassieke Dans (johan.goessens@stichtingklassiekedans.be of 0498 36 61 71).

Jullie zijn uiteraard van harte welkom!

Met vriendelijke groet,

Koen



Allen daar heen zou ik zeggen!!!


Afbeelding: met dank aan de fantastische textielkunstenaars van La Machine à Recoudre le Temps.

Was er wel een dansorkest op de Titanic?

Der Untergang der Titanic

Eén van de populairdere mythes over de Titanic gaat over het orkest van het schip dat zou hebben doorgespeeld terwijl het schip zonk. Als je weet dat het gevaarte slechts twee-en-een-half uur na de aanvaring met de noodlottige ijsberg alreeds in een hoek van 45 graden de dieperik inging kun je je daarbij wel wat vragen stellen. Om te beginnen: hoe houd je je als muzikant staande op een zinkend schip terwijl honderden mensen zich op de reddingsboten storten?

399px-Bust_of_Wallace_Hartley_-_geograph.org.uk_-_1547029

Bovendien, zo blijkt waren er niet één, maar twee orkesten op het schip aanwezig, beiden onder de kundige leiding van de – met dank aan zijn tragisch overlijden tijdens de ramp – wereldberoemd geworden Wallace Hartley. Er was een quintet dat tijdens de maaltijden van de eerste klasse-passagiers speelde en daarnaast een strijktrio dat in de receptiezaal naast de ‘Café Parisien’ de passagiers verwelkomde. Er was iets heel ergs (excusez le mot) ‘fishy’ aan het hele muzikantenbestaan aan boord van oceaanstomers. De muzikanten werden namelijk via een agentschap verhuurd voor dit soort werk. C.W. & F.N. Black uit Liverpool had namelijk een deal met de grootste rederijen, waardoor zij exclusief de muzikanten mochten aanleveren. Het resultaat was dat deze laatsten de pineut werden, zich hun loon door de neus geboord wisten en voortaan een fractie verdienden van wat ze normaal kregen. Dat op dergelijke schepen top-muzikanten actief waren, kunnen we bij deze dus ook al naar het rijk der fabeltjes verwijzen. Geen enkele top-act zou het zich in zijn hoofd halen om voor een aalmoes op een schip te spelen.

Titanic_Band

Maar Wallace’s bands bestonden wel degelijk: Roger Marie Bricoux, John Frederick Preston Clarke, John Wesley Woodward, George Alexandre Krins, Theodore Ronald Brailey, John Law Hume en Percy Cornelius Taylor kwamen allemaal om tijdens de ramp. Daardoor waren overigens de enige betrouwbare ooggetuigen helaas de pijp uit nog voor de ramp voorbij was en kon de mythevorming het overnemen van de waarheid. Zoals uit deze herdenkingsplaat die in Philharmonic Hall in Liverpool hangt, valt op te maken, bevond zich naast de Engelse muzikanten ook een Franse Cellist en merkwaardig genoeg ook een Belg – Alexandre Krins uit Luik in het gezelfschap. Het curriculum van Krins is overigens illustratief voor de hele band: klassiek geschoold, vooral ervaring in strijkjes die actief waren in hotels, enz. Kortom: vooral degelijk en weinig spectaculair. Zeker geen top-muzikant en niets dat wijst op vertrouwdheid met ‘lichte muziek’ of variété.

Dit indachtig is het dubbel zo merkwaardige dat de bandleden op de avond van de ramp voor het eerste als één orkest zouden hebben gespeeld.  Wetende dat dit soort orkestjes meestal van bladmuziek afhankelijk waren, moet dat geen sinecure geweest zijn. Andere mythevorming betreft het repertoire dat de band ten gehore zou hebben gebracht: Alexander’s Ragtime Band (Irving Berlin – 1911), In the Shadows, Song d’Automne zijn titels die circuleren op het net.  In het algemeen dus een beetje vreemd repertoire – vooral de ragtimes – gezien het  feit dat het orkest bestond uit klassiek geschoolde muzikanten zonder aantoonbaar verleden in de variété, waar deze nummers uiteindelijk vandaan kwamen.

En dan het allerlaatste nummer. Dat zou het tragische ‘Nearer, My God, To Thee’ zijn geweest, een dodenmars die ook op Wallace’s begrafenis werd gespeeld. Een dodenmars op een zinkend schip? Dat klinkt een beetje als een carnavalsnummer op een begrafenis. Ongepast. Ongehoord in feite. Vooral omdat we weten dat zowel een Amerikaanse als een Engelse passagier achteraf beweerden dit nummer te hebben gehoord. Terwijl het aan beide kanten van de oceaan telkens om een andere meldodie gaat die voor deze hymne wordt gebruikt. Mensen horen dus wat ze denken te horen en wellicht niet wat er gespeeld werd. Als er al werd gespeeld.

En dan zijn er nog minder mooie flarden van mythes zoals het verhaal dat het agentschap C.W & F.N Black de kost voor het uniform wilde verhalen op de nabestaanden van John Hume met het volgende bevreemdende kattebelletje dat op het net circuleert:

Dear Sir:

We shall be obliged if you will remit to us the sum of 5s. 4d., which is owning to us as per enclosed statement. We shall also be obliged if you will settle the enclosed uniform account.

Yours faithfully,
C.W. & F. N. Black

Voor wat het waard is natuurlijk.

Beeldgebruik: Wikimedia Commons

Was er wel een ballroom op de Titanic?

Een vraag die me gezien de hype rond de honderste ‘zinkdatum’ van het schip, erg bezig hield de laatste weken. Zo werd hier in Antwerpen een heel programma van het Red Star Line Museum gepresenteerd, waar een prominente plaats voorzien was voor the ‘Ballroom Belgenland’ . Dat was natuurlijk een ander schip en het voer ook in een andere tijd (tewaterlating 1923). Daar bestond zoiets al een wijdse ‘reception room’ waar ook het orkest speelde. Het ware sociale hart van het schip. De ruimte werd ook wel eens ‘Palm Court’ genoemd, omdat er effectief palmbomen stonden.

Daarom ging ik op zoek naar nog andere Palm Courts en de betekenis van die specifieke naam. Dat bleek gemakkelijk te kunnen worden nagegaan. The Palm Court Ballroom , de eerste met die naam, bevond zich in het Alexandria Hotel in downtown Los Angelos en bestaat vandaag nog steeds. Het is een vermaarde plek waar een goed deel van het societyleven in L.A. zich tussen 1911 en 1921 afspeelde. Befaamde Jazzartiesten uit de beginjaren van het genre traden er op en er werden heel wat societyballs georganiseerd.

 Na de opening van een concurrent in 1923 raakte de plaats echter uitgeleefd. In de jaren ’50 en ’60 stond de plek vooral bekend als boksring, zoals we hier in België ook wel zagen gebeuren met gelijkaardige danszalen. Vanaf 1971 is het een beschermd monument.

Maar zoals het nog vaker gaat, speelde men graag leentje buur bij de namen van befaamde feestpaleizen. Het lijstje El Dorado, Alcazar, Mabille, Flora, Lido, enz. kun je in dit geval dus uitbreiden met Palm Court ten minste als het om oceaanstomers gaat uit de gloriedagen van het genre. En er was inderdaad een Palm Court op de Titanic. Er is echter ook een grote ‘maar’ aan deze vaststelling verbonden. Laat het beeld voor zich spreken:

Zoals de meest  gedetailleerde vloerplannen die ik kon terugvinden al aantoonden: de Palm Court op de Titanic was met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geen danszaal. In tegenstelling tot op de Belgenland lag de zaal namelijk aan één kant van het schip en ze was redelijk smal. Op de Belgenland was het een enorme ruimte die de hele breedte van het schip besloeg wat al meer aan een heus luxe danspaleis doet denken. En in tegenstelling wat de beroemde film doet geloven was er bedendeks nog veel minder plaats om een ‘danske te placeren’. Bekijk de grondplannen van dek C, D en E maar eens goed. Buiten krappe hutten en eetzalen is er geen centimeter onbenut gelaten.

De Palm Court op de titanic was eerder eerder een soort lounge waar je iets kon drinken en waar het bij de muziek van een ‘strijkje’ aangenaam toeven was. Daarmee spon zich ook een tweede vraag aaneen in mijn brein: was er wel een dansorkest op de Titanic? Maar dat is stof voor een volgende bijdrage.

Rock ’n Roll: een vervalste geschiedenis?

Het is een keer wat anders en bovendien speciaal bedoeld voor mensen die denken dat het op deze blog alleen over nog oudere dingen zou gaan.

Een paar weken geleden las ik op de BBC cultuurpagina’s een bijdrage over het Moondog Coronation Ball waarvan de bovenstaande affiche op wikipedia terug te vinden is. Alan Freed was de organisator en wordt door nogal wat internet bronnen beschouwd als de peetvader van de Rock & Roll. De man wordt er overigens tevens van verdacht de term zelf te hebben bedacht. Straf denk je dan en vooral: waarom net hij? Want als er één gecontesteerde naam is in de geschiedenis van de populaire muziekvormen van na WOII, dan wel de zijne.

Om te beginnen is er onwaarschijnlijk veel mythevorming door Hollywood majors gebeurd als het over de geschiedenis van de populaire muziek gaat. Dat gebeurde al met de Jazz vanaf eind jaren ’20 met films als ‘The Jazz Singer‘, niet voor niets de eerste gecommercialiseerde langspeelfilm met geluid.

Maar hetzelfde truukje werd vanaf 1956 ook redelijk massaal overgedaan voor de Rock & Roll. Alan Freed speelde bij dat proces een redelijk ‘vuile’ rol, in die zin dat hij één van de kernspelers was binnen het ‘payola‘ systeem, dat eruit bestond dat commerciële platenmaatschappijen deejays van de grote radiostations onderhands geld toestopte om bepaalde platen te draaien. De vermenging van commercieel belang en geschiedschrijving is nooit echt een goed idee geweest in mijn ogen. Toch is de beeldvorming van wat mensen vandaag beschouwen als de ‘rock & roll’ cultuur in het algemeen er grotendeels door bepaald. Het is een – met andere woorden – sterk geromantiseerd beeld en één dat om commerciële redenen ook grondig werd bijgesteld.

De meest bekende films zijn ongetwijfeld ‘Rock around the Clock‘ over de carrière van Bill Haley and His Comets uit 1956 en Rock, Rock, Rock over het voornoemde bal uit datzelfde jaar.

 In beide films speelt Alan Freed een belangrijke rol als acteur van zichzelf en wordt een versie van de feiten gebracht die heel erg doordacht wordt gebracht. Niet te stout dansen, bijna geen zwarte muzikanten in de hoofdrol, laat staan dat er door zwarten zou worden gedanst, enz. Kortom, wat je te zien krijgt is nogal tenenkrullend in vele opzichten, maar het  neemt niet weg dat dit soort beeldmateriaal haast iconische status kreeg mettertijd.

Het is een oude truuk om te proberen de vaart der geschiedenis te verklaren vanuit ‘echte helden’ of ‘sleutelmomenten’. Dat plakt goed op pellicule en het oogt mooi als verhaal voor een commercieel museum. De waarheid is uiteraard veel genuanceerder dan die versies. Wie weet bijvoorbeeld nog dat één van de eerste Rock & Roll scènes in film hier in Antwerpen werd gedraaid in ‘Meeuwen sterven in de Haven‘ uit 1955 met een piepjonge Julien Schoenaerts als ‘vreemdeling’ in een bevreemdende hoofdrol? De affiche van die film ademt Rock & Roll uit én de amerikaanse herkomst van het genre in één.

Uit het dans’ant onderzoek (waaraan deze blog nog steeds haar naam dankt) bleek dat de amerikaanse bevrijders de muziek al in 1944 aan wal brachten in de Antwerpse haven. De Antwerpse haven was immers de enige intakte haven voor Noord-West Europa waar de Marshall hulp kon worden gelost. Er was bovendien een vlieghaven in de buurt (Deurne). Verschilende getuigen vertelden toen dat er een vrijwel dagelijks vliegverbinding en wekelijkse bootverbinding met New York bestond. Daardoor konden enkele snuggere Antwerpse cafébazen aan de kaaien een soort ruilhandel opzetten. Antwerpen werd zo binnen de kortste keren het mekka van de Rock & Roll in West-Europa. Dat zou zo nog blijven tot diep in de jaren ’50. Zelfs Jules Deelder bekende ooit dat hij als tiener speciaal naar Antwerpen kwam om er jazz platen te ‘scoren’ omdat het aanbod er zo veel beter was in Nederland.

En zo kan ik nog wel doorgaan. Lees er vooral ook de samenvatting van de uitstekende thesis van Kasper – Jan Raeman op na. Hij won er in 2010 de popunt thesisprijs mee. Een aanrader voor wie wat meer diepgang zoekt over dit beladen onderwerp.