Categorie: 20ste Eeuw

Was er wel een dansorkest op de Titanic?

Der Untergang der Titanic

Eén van de populairdere mythes over de Titanic gaat over het orkest van het schip dat zou hebben doorgespeeld terwijl het schip zonk. Als je weet dat het gevaarte slechts twee-en-een-half uur na de aanvaring met de noodlottige ijsberg alreeds in een hoek van 45 graden de dieperik inging kun je je daarbij wel wat vragen stellen. Om te beginnen: hoe houd je je als muzikant staande op een zinkend schip terwijl honderden mensen zich op de reddingsboten storten?

399px-Bust_of_Wallace_Hartley_-_geograph.org.uk_-_1547029

Bovendien, zo blijkt waren er niet één, maar twee orkesten op het schip aanwezig, beiden onder de kundige leiding van de – met dank aan zijn tragisch overlijden tijdens de ramp – wereldberoemd geworden Wallace Hartley. Er was een quintet dat tijdens de maaltijden van de eerste klasse-passagiers speelde en daarnaast een strijktrio dat in de receptiezaal naast de ‘Café Parisien’ de passagiers verwelkomde. Er was iets heel ergs (excusez le mot) ‘fishy’ aan het hele muzikantenbestaan aan boord van oceaanstomers. De muzikanten werden namelijk via een agentschap verhuurd voor dit soort werk. C.W. & F.N. Black uit Liverpool had namelijk een deal met de grootste rederijen, waardoor zij exclusief de muzikanten mochten aanleveren. Het resultaat was dat deze laatsten de pineut werden, zich hun loon door de neus geboord wisten en voortaan een fractie verdienden van wat ze normaal kregen. Dat op dergelijke schepen top-muzikanten actief waren, kunnen we bij deze dus ook al naar het rijk der fabeltjes verwijzen. Geen enkele top-act zou het zich in zijn hoofd halen om voor een aalmoes op een schip te spelen.

Titanic_Band

Maar Wallace’s bands bestonden wel degelijk: Roger Marie Bricoux, John Frederick Preston Clarke, John Wesley Woodward, George Alexandre Krins, Theodore Ronald Brailey, John Law Hume en Percy Cornelius Taylor kwamen allemaal om tijdens de ramp. Daardoor waren overigens de enige betrouwbare ooggetuigen helaas de pijp uit nog voor de ramp voorbij was en kon de mythevorming het overnemen van de waarheid. Zoals uit deze herdenkingsplaat die in Philharmonic Hall in Liverpool hangt, valt op te maken, bevond zich naast de Engelse muzikanten ook een Franse Cellist en merkwaardig genoeg ook een Belg – Alexandre Krins uit Luik in het gezelfschap. Het curriculum van Krins is overigens illustratief voor de hele band: klassiek geschoold, vooral ervaring in strijkjes die actief waren in hotels, enz. Kortom: vooral degelijk en weinig spectaculair. Zeker geen top-muzikant en niets dat wijst op vertrouwdheid met ‘lichte muziek’ of variété.

Dit indachtig is het dubbel zo merkwaardige dat de bandleden op de avond van de ramp voor het eerste als één orkest zouden hebben gespeeld.  Wetende dat dit soort orkestjes meestal van bladmuziek afhankelijk waren, moet dat geen sinecure geweest zijn. Andere mythevorming betreft het repertoire dat de band ten gehore zou hebben gebracht: Alexander’s Ragtime Band (Irving Berlin – 1911), In the Shadows, Song d’Automne zijn titels die circuleren op het net.  In het algemeen dus een beetje vreemd repertoire – vooral de ragtimes – gezien het  feit dat het orkest bestond uit klassiek geschoolde muzikanten zonder aantoonbaar verleden in de variété, waar deze nummers uiteindelijk vandaan kwamen.

En dan het allerlaatste nummer. Dat zou het tragische ‘Nearer, My God, To Thee’ zijn geweest, een dodenmars die ook op Wallace’s begrafenis werd gespeeld. Een dodenmars op een zinkend schip? Dat klinkt een beetje als een carnavalsnummer op een begrafenis. Ongepast. Ongehoord in feite. Vooral omdat we weten dat zowel een Amerikaanse als een Engelse passagier achteraf beweerden dit nummer te hebben gehoord. Terwijl het aan beide kanten van de oceaan telkens om een andere meldodie gaat die voor deze hymne wordt gebruikt. Mensen horen dus wat ze denken te horen en wellicht niet wat er gespeeld werd. Als er al werd gespeeld.

En dan zijn er nog minder mooie flarden van mythes zoals het verhaal dat het agentschap C.W & F.N Black de kost voor het uniform wilde verhalen op de nabestaanden van John Hume met het volgende bevreemdende kattebelletje dat op het net circuleert:

Dear Sir:

We shall be obliged if you will remit to us the sum of 5s. 4d., which is owning to us as per enclosed statement. We shall also be obliged if you will settle the enclosed uniform account.

Yours faithfully,
C.W. & F. N. Black

Voor wat het waard is natuurlijk.

Beeldgebruik: Wikimedia Commons

Getijdeneconomie

Bal_du_rat_mort_KLEIN

Laatst was ik in Den Haan aan zee op bezoek bij de grootouders van mijn vrouw. Op zich niets opzienbarends, al was ik deze keer wel erg in voor filosofische overpeinzingen. Het viel me gewoon op dat telkens ik daar op bezoek ben, we een verhaal krijgen over hoe vol of hoe leeg de winkels wel niet liggen, afhankelijk van de af en aanvoer van toeristen.

Na een bepaalde datum (zo ongeveer tegen deze tijd van het jaar) sluiten alle zaken op de dijk hun deuren, de ijscoman stopt zijn ijsmachine, de stranden zijn leeg. Pas vanaf de kerst periode komt het weer tot leven. De toeristen komen nieuwjaar vieren en blijven hangen voor culinair festijn of halen een frisse neus tijdens de winterstormen.

Onwillekeurig denk ik dan ook wat dat fenomeen van eb en vloed, van komen en gaan van de mensenmassa’s voor het amuzementsbedrijf moet hebben betekend doorheen de tijd. Zowel Den Haan als Oostende bezaten een heus Casino. In feite meer een restaurant met daaraan naast een speelzaal ook een speeltuin of ander vermaak in de vorm van dansorkestjes. De Ostendaise werd niet voor niets daar geboren ofkreeg er althans haar naam. Leopold II zat er ook in beide gevallen voor iets tussen. En al heel gauw speelde de stoomtrein of -tram een mediërende rol in de mobiliteitsstromen.

De term getijdeneconomie viel me in. Niet als toekomst perspectief zoals elders wel eens wordt verkondigd, maar eerder als historisch gegroeide economische realiteit van kuststeden die voor een goed deel van het toerisme leven. Waarbij het aanbod aan waar of vertier aanzwelt met de toestroom van klanten van buitenaf en terug afneemt wanneer ze weer even massaal vertrekken.

Wat betekent dat voor pakweg de infrastructuur van danszalen of variététheaters? Wat met de prostitutie? Welke artiesten kozen voor een ‘belle saison à la côte’? En wat deden ze dan in de winter? Het is nog geen vast omlijnd concept dat ik voor ogen heb, eerder een beeld, het resultaat van een reflexie. Misschien kan iemand anders er iets mee aan?

Afbeelding: Bal rat mort (Oostende) ca 1965 – Foto: Karel Leermans – Bron: Wikipedia Commons

Polka van Hostade rulz

MANdolinMAN old tunes, dusted down from mandolinman on Vimeo.

Zelden zo enthousiast geweest over dansmuziek als verleden donderdag toen in Herent-hier-om-de-hoek MANdolinMAN optrad, het kersverse mandolinequartet van Adries Boone. De vier heren kwamen hun CD voorstellen “Old Tunes, Dusted Down”, een ode (of hoe noem je dat?) aan het levenswerk van Hubert Boone, vader van. Onwaarschijnlijke muziek dat wist ik al langer, maar dat het met zo waanzinnig veel drive kon, dat is en blijft de verdienste van de leden van het quartet en dat zijn dan ook niet van de minsten.

We worden overigens verwend de laatste tijd, wij liefhebbers van traditionele muziek. Op 9 oktober aanstaande is het namelijk voor de zoveelste keer Concours d’Arguedennes in Montbliart (Sivry). De jaarlijkse hoogmis voor traditionele dansmuziek in België. Een wedstrijd voor hafabra muzikanten die nog traditionele serenade en dansmuziek spelen. Allen daarheen. Bovendien wordt er de nieuwe CD van Limbrant en A Ràse de Terre voorgesteld.

De beste plaats om een danskoorts op te lopen

Dans_Mondial_Cover

Onder deze titel, maar dan in het Engels, verscheen vandaag een artikel op de BBC pagina, rubriek ’travel’. Aan te raden plekken voor dansante reizen. Het idee opperde ik in alle vertrouwen reeds 10 jaar geleden eens in het bijzijn van een niet nader te noemen VRT producer. Waarbij ik zoveel jaar later werd gebeld door Lannoo Uitgevers met de vraag of ik niet mee wilde werken aan een glossy boek over dans voor Vlaanderen Vakantieland over dans-reizen. Een slag in het gezicht noemen ze zoiets, maar aangezien het moeilijk te bewijzen viel, zei ik maar toe. Ik schreef daarop het hoofdstuk over de geschiedenis van De Wals voor Dans Mondial waarop ik nog steeds trots ben. In het vervolg vraag ik een patent aan op mijn goede ideeën.