Lessen in optimisme

Dit blogberichtje is bedoeld voor mensen die met folkloredans begaan zijn. Zoals de titel al aangeeft is het allerminst de bedoeling er een klaagzang van te maken, wel integendeel. Een paar weken geleden bestelde ik in de lokale fnac ‘Chitty Chitty Bang Bang’, zo’n onvergetelijke klassieke kraker uit de jaren ’60. Een kinderfilm met een mega budget zoals ze ze vandaag wellicht niet eens meer zouden willen maken. Zo gedateerd is ie dan ook. Maar precies daarom wilde ik ‘m hebben. En om de dansscènes natuurlijk. Want als er één ding bijbleef van jaren terug, waren het wel een paar van de meest verbluffende musichall scènes die ik ooit zag.

Niet toevallig natuurlijk. Ze werden gefilmd op het ogenblik dat music hall als circuit nog een industrie was waar klassiek getrainde dansers carrière maakten, vaker dan in meer officiële operahuizen. Het corps aan mannelijke en vrouwlijke dansers waaruit een filmaker of choreograaf toen kon putten en de fenomenale vakbekwaamheid van de dansers destijds, is wellicht nooit meer te evenaren. Bovendien huurde men de beste crew van choreografen, componisten en arrangeurs die er te krijgen waren in: The Sherman Brothers en de choreografen Dee Dee Wood & Marc Breaux. Die laatste twee waren samen goed voor een gallerij van de belangrijkste dansscènes uit de Amerikaanse filmgeschiedenis: “Mary Poppins”, “The Sound of Music” en natuurlijk ook “Chitty Chitty Bang Bang”. Om de scènes perfect te krijgen repeteerde men soms dagen achter elkaar door. Acteur Dick Van Dyke (Caracatus Pots, de vader en gekke uitvinder in de film) herinnerde zich dat sommige bijzonder gewaagde scènes wel een dozijn of meer keren opnieuw moesten worden opgenomen, omdat er altijd iemand was die over een stok viel of net te laat kwam uit de ‘routine’. Het was ook niet zonder risico, moest hij bekennen, omdat hij niet altijd goed opwarmde zoals de professionele dansers wat wel eens tot kwetsuren leidde.

“Wat heeft dat in godsnaam met folklore te maken?” vraagt u zich nu hardop af. Wel, zo ongeveer alles. Herinnert u zich de Ländler scène uit “The Sound of Music”? De ingrediënten in dergelijke choreografieën zijn, dat is algemeen bekend, afkomstig uit traditionele dansstijlen. Maar dan is er de uitwerking en uiteraard de acteurs of dansers die ze uitvoeren. De aandacht voor detail, voor variatie, voor humor, enz. Het zit er allemaal in. Kijk maar eens naar dit fragment van “Me’Ol Bamboo” uit Chitty

Het referentiekader zijn uiteraard de morrisdance teams uit het Zuiden van Engeland, maar wat men er mee doet is wel heel speciaal hier. Men tilt de traditie gewoon boven zichzelf uit en het resultaat is verbluffend. Natuurlijk heb je in een folklore dansgroep niet altijd de goesting of kans om met dergelijke professionals te werken, maar waar ik wel voor pleit, is voor toomloos optimisme en ambitie. Gewoon proberen. Baadt het niet, dan schaadt het niet. Je werkt tenslotte met traditie en dan is alleen het beste goed genoeg.