Ik woon in dit huis, met onderbrekingen, al vanaf mijn 2de levensjaar. Onderhand al bijna 40 jaar dus. Tot een jaar of 10 geleden werd het huis ook dag en nacht bewaakt. De toegangspoort van de voormalige rijkswachtkazerne aan de overkant van de straat, bevatte een raam in gepanserd glas, waarachter dag en nacht een recruut op onze voordeur zat te staren. Tot de kazerne haar functie verloor, waren wij wellicht de best bewaakte Belgen ooit. Zelfs Dutroux kreeg niet zo veel aandacht als wij. We hebben wel eens gedacht om de fel witte neonlamp in het kantoortje van de recruut stiekum door een rood exemplaar te vervangen. Het is er helaas nooit van gekomen.
Van tijd tot tijd bracht de kazerne ook de nodige overlast met zich mee. Om te beginnen was parkeren sowieso aan één kant van de straat verboden. Maar af en toe werd ook de ander zijde afgezet en volgeparkeerd met dreigende, zwarte overvalwagens die met de motor draaiend, klaar stonden om één of andere studentenbetoging te lijf te gaan. En heel af en toe kwamen zelfs enkele logge waterkanonen onze straat bezetten. Buiten occasionele dreiging, hadden wij, de bewoners echter weinig met het leven op de kazerne te maken. Op een unfaire verkeersboete van tijd tot tijd na (mistlicht vergeten afzetten na een nachtelijke rit naar huis – dat is verboden in de stad mijnheer!), of het arresteren van onze leghen, Katrien, die op een onbewaakt moment de achtermuur van onze tuin overfladderde en al fouragerend in de armen van een rijkswachter was verzijld. Het dier had er tot dan toe nog niet veel van gebakken als eierproducent, maar in de kazerne lukte het plots dan toch. Katrien was voortaan onze held. Zelfs onze katten hadden wat meer ontzag voor haar sinds haar verblijf in de cel.
Zoals u kunt merken: ik heb het niet voor kazernes. Het militaire in het algemeen interesseert me niet zo, al lees ik me de laatste tijd wel te pletter over Napoleontische legerscharen en hun gewoontes. Maar dat is een ander verhaal. Anderzijds moest ik zowel in Antwerpen als in Gent vasstellen dat buurten rond kazernes vaak het rijkst aan danszalen zijn. In Antwerpen was bijvoorbeeld de Kloosterstraat zo’n oord van verderf. Op het einde van die straat lag namelijk de citadel van Antwerpen die pas in 1881 volledig was afgebroken en natuurlijk een stuk haven met de Zuiderdokken. Ook aan het Falconplein, waar tot 1941 een kazerne was en vlak bij de Noorderdokken, waren heel wat danszalen. Kaaien en kazernes: een garantie op jong, mannelijk cliënteel. Per definitief een plek waar passanten hun vertier zoeken en sociale controle op al deze ‘vreemdelingen’ niet mogelijk was.
In Gent was de concentratie van danszalen dan weer hoog in de Sint-Amandsstraat (vlak achter het Sint-Pietersplein). Met name op de kruising tussen de historische studentenbuurt (Plateaustraat) en de kazerne (Citadelpark). Opnieuw die combinatie: jonge, mannelijke passanten waarop weinig of geen sociale controle mogelijk is. Havens, studentenbuurten en kazernes. Er is echter nog een vierde plek waar je in een Belgische stad vaak een concentratie aan danszalen aantreft: toeganswegen naar de poorten van de stad. De uitvals- en invalswegen zijn vandaag nog steeds plekken waar dancings hun inplanting kiezen. Door de beschikbaarheid van de auto liggen ze nu doorgaans een paar mijl buitengaats, in de 19de eeuw lagen ze eerder binnengaats. Opnieuw plekken met een grote concentratie aan mannelijke passanten. Handelaars in dit geval, op weg naar de markt of op de terugweg naar huis, met hun zakken goed gevuld met oncontroleerbaar geld. Later worden dat de stationsbuurten. Haast per definitie oorden van vertrek en aankomst.
Wanneer ik die vaststellingen toepas op mijn eigen buurt, blijken ze opnieuw te kloppen. De kazerne, de universiteitsbibliotheek, het college in de Maria Theresiastraat vormen een driehoek waarbinnen zich niet minder dan 8 van de 18 in Leuven bekende danszalen uit de 19de eeuw bevinden. Dat bleek uit mijn recente onderzoek in het Leuvense stadsarchief. Zelfs tot vandaag zijn de sporen nog merkbaar: fuifzaal LIDO en voormalige STUDIO filmzalen liggen of lagen om de hoek. Zelf herinner ik me maar al te goed de gloed van enkele rode lampjes achter de ramen van bordeeltjes in de Maria Theresiastraat. Netjes tussen kazerne, gevangenis, universiteit en station in. Zelfs als 8-jarige wist ik dat dit geen gewone cafés waren. Er hing namelijk verplicht een prijslijst van de dranken in het raam waarin in mijn ogen exorbitante bedragen voor cola en bier stonden opgelijst. ‘Waarom kost een cola daar 80 frank?’ was één van die genante vragen die een kind dat net kan lezen, aan z’n ouders kan stellen, net terug van den bakker op zondagochtend. Afgelopen zondag ging ik ze dan maar eens fotograferen. Of ten minste: wat er van overbleef.
Wordt ongetwijfeld vervolgd.