Over een weekje vertekken we voor drie weken naar Schotland voor een welverdiende vakantie. We gaan per fiets en met de boot, wat betekent dat er keuzes moeten worden gemaakt. Hoeveel boeken kunnen mijn kuiten aan op pakweg een helling van de Schotse Highlands? Niet te veel veronderstel ik. Anderzijds kan het behoorlijk lang regenen daar, dus moet een mens toch iets meesleuren om de tijd te verdrijven. Tablets of e-readers zijn nog niet mijn ding op vakantie. Ik ben namelijk nogal verknocht aan de geur van papier en het gevoel van een stevige kaft in de hand. Dat beperkt natuurlijk mijn bibliothecaire mogelijkheden als fietser. Anderzijds: je kunt toch niet een halve boekenkast lezen op een actieve fietsvakantie, ook al regent het een paar uur per dag.
Daarom koos ik alvast een paar taaie reisgezellen. Niet om snel, snel uit te lezen – daar koop ik desnoods nog een stationsroman van – zeg maar – Roald Dahl voor onderweegs – maar doordenkertjes op het randje van de hersengymnastiek. Om te beginnen is er het onvolprezen ‘La Contredanse, un tournant dan l’histoire française de la danse’ van Jean-Michel Guilcher. Ik las het al eens grondig een jaar of tien terug, maar ondertussen kwam een geheel herziene versie uit die ik verleden jaar in Parijs in het Cité de la Musique op de kop kon tikken.
Daarnaast wil ik absoluut nog eens ‘Le Rouge et le Noir’ van Stendhal – één van mijn lievelingsauteurs – opnieuw lezen. De afgelopen twee jaar doorploeterde ik geduldig zijn dagboeken, die bij tijd en wijlen zowel een zegening als een vloek tegelijkertijd bleken te zijn. Maar ze bevatten wel van de best geschreven ooggetuigenverslagen van de theater- en entertainment business uit de empire – periode in Parijs die ik ooit las. En een onwaarschijnlijk intieme inkijk in de sexuele mores van die tijd overigens.
Beside that I absolutely longed to re-read Stendhal’s ‘Le Rouge et le Noir’ – one of my favorite authors of all times. Last two years I indulgently plowed through his diaries which proved to be a bless and chastidy alike. Providing a few of the best written eyewitnesses on theater and entertainment business in the ‘Empire era’ in Paris ever and a rare astoundingly timid insight in the sexual habits of the time.
Tenslotte twijfel ik. Recent kocht ik ‘Fabriques de la Danse’ van Simon Hecquet en Sabine Prokhoris dat naar verluidt over de evolutie van dansnotatiesystemen gaat – een onderwerp waar ik naar mijn gevoel nog te weinig van weet. Maar ik twijfel dus. Actieve, uitvoerende dansers zijn zelden goede auteurs, laat staan dat ze voldoende historisch perspectief bezitten om over dansgeschiedenis te schrijven. Met name mensen die een achtergrond hebben in moderne dans of ballet hebben doorgaans moeite om hun hedendaagse beleving opzij te schuiven en een objectievere bril op te zetten wanneer ze over historische dansvormen schrijven.
Dat kan soms hinderlijk zijn omdat de nuance er in dat geval nogal eens bij inschiet. Idealiter heb je natuurlijk een constructieve dialoog tussen de danshistoricus (die bij voorkeur ook graag danst) en een geïnteresseerd professionele danser. We kunnen met andere woorden heel veel van elkaar leren. Ivor Guest is m.i. zo één van die fantastische voorbeelden van iemand met een brillant historisch inzicht, gekoppeld aan een grote kennis van ballettechniek. Hij is niet voor niet getrouwd met een ballerina (Ann Hutchinson Guest) die zelf gefascineerd was door dansgeschiedenis. Ik zou misschien beter haar ‘Choreographics: A Comparison Of Dance Notation Systems From The Fifteenth Century To The Present’ meenemen. Alleen weet ik bij benadering niet waar er zo meteen aan te geraken. Als iemand het eventueel kan uitlenen zou ik dat enorm appreciëren. Desnoods copieer ik het om het zeker niet te beschadigen onderweg. Alle tips zijn welkom.
Bron foto: http://www.nagrin.com/gallery/index.html