Deze blog bestaat inmiddels een 5-tal jaar, waarvan de afgelopen drie jaar in een nieuw kleedje. Dat nieuwe kleedje had destijds erg veel voeten in de aarde. Ik kwam toen van een weinig aanpasbaar blogpost-blogje en wilde inneens alles helemaal anders. Aanvankelijk dacht ik er zelfs over om een eigen blog te schrijven in Django. Dat was lichtelijk overdreven uiteindelijk, want WordPress bood, ook toen al zoveel meer. Maar dan nog wilde ik het liefst van alles nog wat zo configureerbaar mogelijk houden en volledig de stijl en lay-out van mijn blog in handen houden. Het resultaat was er ook naar: het bleef eruit zien als een huis-tuin-en-keuken lay-out van het zesendertigste knopsgat. Door scha en schande wordt een mens wijs en dus besloot ik het deze keer gewoon helemaal gewoon te doen zoals iedere rechtgeaarde huis-tuin-en-keukenblogger betaamt. Kies een thema, configureer het een halfuurtje en zwier het online. Ik probeer het een tijdje en als het jullie bevalt, wordt het een blijvertje. Indien niet: laat gerust weten, dan keer ik terug naar de gouwe-ouwe.
Auteur: Cor Vanistendael
Oxford, here we come!
Het is al een tijdje officieel, maar toch even hier een melding. In het kader van mijn doctoraat ga ik volgend jaar naar de 17th Annual Oxford Dance Symposium. Jawel, Oxford University organiseert jaarlijks een symposium gewijd aan dansgeschiedenis. Ik diende een abstract in, dat inmiddels werd aanvaard en gepubliceerd op hun website. Officiëler kan dus niet.
Fijn, fijn. Joepie! Ik mag naar Oxford!
De abstract in kwestie is de volgende:
Dancing in the Barracks. Contexts for social dancing on the Eve of Waterloo.
When, determined to end Napoleon’s advance, the allies invaded the territory now known as Belgium, they never imagined they would stay so long. No less than 17 months lay between the first engagements at the Battle of Hoogstraten and the final battle at Waterloo. As with the Congress of Vienna, this enduring presence provided ample occasion for social mixing. And once again, dancing proved a good solution to overcome cultural barriers. Hence, many balls were organised, mostly relying on local musicians and dancing masters.
In this paper I will focus on the socio-cultural context for social dancing in the Southern Netherlands (1795 – 1830). The dissemination of music- and dance repertoires has, until now, mainly been investigated by looking at musical institutions in major cities. But at the time, balls were important events occurring far more frequently than concerts or operas. They also were more casual, even taking place in the barracks. Therefore it is vital to assess their impact. What formed the socio-cultural backcloth for the mythic Duchess of Richmond’s Ball? Which cultural transfers occurred in the year preceding it and what did the international community finally take home?
Voilà. En daarmee is ook dat weer eens gezegd.
Wordt ongetwijfeld vervolgd…
Schande!
Hoe is het in vredesnaam mogelijk dat ik zoiets zou kunnen vergeten. Wel, beste lezers, de tijd, de tijd. Het is lang geleden. Van voor het bestaan van deze blog. Ook toen schreef ik af en toe wat stukjes over danszalen. Voor het illustere Danspunt Magazine. Zo ook over danszaal Gillade in Aalst. Zo’n pareltje. Dat ik daarna nog vanalles over Aalst en omstreken aan deze blog toevertrouwde, doet niet geldt niet als een excuus. Het is onbegrijpelijk dat ik die zaal nier meer aandacht schonk. Destijds schreef ik er het volgende over (alle nummers van Danspunt Magazines, staan gewoon online tegenwoordig).
Beeldgebruik: Archeonet (via Flickr)
De Redelijke Hoeveelheid Zweet Theorie
Dansen = zweten. Om danser te worden, is er geen andere methode dan oefenen, oefenen en nog eens oefenen. En dat wil dus zoveel zeggen als zweten, zweten en nog eens zweten. De uitspraak dat het genie maar kan bestaan dankzij 99% transpiratie en 1% inspiratie kun je voor dansers dan ook vrij letterlijk nemen.
Natuurlijk gaat die uitspraak niet helemaal op. Ze is op zich zelfs hoogst moraliserend. Omdat ze er bijvoorbeeld van uitgaat dat je enkel door hard werken ergens geraakt. En dat klopt natuurlijk niet 100%. Het hangt er nogal stevig van af waar je geboren wordt en wie je ouders zijn enzo. Maar één ding is zeker: je wordt nooit een topdanser als je niet een pak zweet gelaten hebt om de stiel onder de knie te krijgen.
En ja, er is talent voor nodig en dat is grotendeels aangeboren, enz. En daardoor blijft het verschil tussen een zeer goede danser en een iets minder goede nog altijd vrij duidelijk. Maar ik geloof nooit dat die twee zoveel minder zullen hebben moeten zwoegen om ergens te geraken.
Waarom ik hierover begonnen ben? Omdat recent nog eens door het lezen van de mémoires van de Comte de Mérode de Westerloo weer eens mocht vaststellen hoeveel dansles er destijds wel nodig was om mee te kunnen dansen. Hij beschrijft op pg 128 – 130 op schitterende wijze hoe hij voor het eerst in aanraking komt met de nieuwe stijl quadrilles in Charleville in Frankrijk in january 1803. De dans en de bijbehorende muziek was er door het plaatselijke regiment geïntroduceerd. Zij stonden via het leger rechtstreeks in contact met de grote wereld in Parijs waar deze nieuwe dansvorm, gebaseerd op de virtuositeit van het pre-romantische balletschool, stormerderhand de salons inpalmde.
Wat mij in dit fragment zo duidelijk opvalt is het feit dat je als jongeling, gewoon niet anders kon dan dansles gaan volgen. Je moest dus, van welke komaf je ook was (en de jonge Comte was van hoge adel) ook jouw portie zweet laten om er bij te horen. En daarmee vormt deze passage voor mij de mooiste illustratie van mijn zelfverzonnen “Theorie van de Redelijke Hoeveelheid Zweet”.