Auteur: Cor Vanistendael

Terug uit Parijs en vol indrukken

Sinds gisteren ben ik terug uit Parijs en nu nog zo vol met indrukken dat het me lastig valt te kiezen. Waar eerste te beginnen? Bij het archiefwerk dat soms kafkaiaanse proporties aannam of de fantastische tentoonstellingen die ik meepikte? Laat ik trachten te beginnen met een positieve noot. “L’impressionisme et la Mode” die momenteel in Quai d’Orsay loopt, is een dijk van een tentoonstelling, een dagtrip naar Parijs meer dan waard. De scenografie van Robert Carsen is formidabel om nog maar te zwijgen van de hoeveelheid topstukken die de revue passeren. Goed voor een paar uur wegdromen met crême-de-la-crême van het impressionisme.

Waar te beginnen? Je komt binnen in een ruimte met een klein dozijn originele dames – outfits (trois pièces en dies meer) can ca 1860 – 1870, het hoogtepunt van de second empire mode. De originelen worden geflankeerd door modetijdschriften enerzijds en modefotografie anderzijds. Zowel tijdschriften als foto’s zijn even origineel. Zelfs zonder voorkennis springt de gelijkenis in het oog, die doorloopt van creatie (ontwerpschetsen), over marketing (de modebladen) tot eindresultaat (de originelen of de foto’s). Een eerste overdonderende indruk van het effect van die mode op de toenmalige kunstproductie, krijg je op het einde van deze openings scène, waar ‘Dans la serre’ van Albert Bartholomé prijkt naast het origineel (foto hierboven) van de outfit die zijn vrouw draagt op het schilderij. Het is uniek dat je zowel schilderij als het originele ontwerp van pakweg 130 jaar terug naast elkaar kunt presenteren. Vandaar de keuze om dat zo weinig te doen tijdens de tentoonstelling. Beide zijn ook autonome kunstuitingen en het contrast of het verschil zou afbreuk kunnen doen aan één van beide. Echter niet in dit geval. Magistraal moment.

Maar even verder verdwaal je tussen de theaterstoelen en de spiegeleffecten en de enorme rijkdom aan gepresenteerde werken. Persoonlijk was ik het meest getroffen door Alfred Stevens. Een minder bekende naam vandaag wellicht, een Belg ook, dus minder passend in de claims die Fransen wel eens maken met betrekking tot het impressionisme, maar wat een talent. Bovendien een verkoopstalent zonder voorgaande, wat hem naar verluid de jaloezie van zijn kunstenaarsvrienden op de hals haalde. Daarnaast was hij wellicht één van de vele minnaars van Sarah Bernard, waarvan hij meer dan één magnifiek portret borstelde.

En dan heb ik het nog niet over de catalogus gehad. Frankrijk blijft toch wel een land van het geschreven woord. Het uitgesponnen discours en de verzorgd uitgegeven boeken. Zo ook deze cataloog. Ik weet wel: het zal wel weer aan de schaalgrootte liggen natuurlijk. Maar toch. Je moet het ze nageven. Een paar katernen mat in een kanjer vol glanspapier laten innaaien, gewoon omdat modeprenten beter uitkomen op mat? Prachtig toch? Ik heb ‘m nog niet helemaal gelezen en ga dat ook niet tot het bittere eind doen. Bijvoorbeeld omdat essays over esthetica mij nu eenmaal gestolen kunnen worden. Maar de kaderende artikels zijn echt om duimen en vingers bij af te likken.

Vooral de stukken van historica Françoise Tétart – Vittu waren echte eye-openers voor mij. Zelden zo’n beklijvende socio-culturele benadering van een mode-epoque gelezen. De meeste auteurs die zich aan modegeschiedenis wagen, verliezen zich in haarkloverijen over wanneer ook weer die of die snit voor het eerst in welk modeblaadje te bewonderen viel. Niet hiervan bij Mevr. Tétart – Vittu. Stuk voor stuk kurkdroge analyses van hoe de commerce in zijn werk ging toentertijd. Over hoe de ontwerpers het beginnen te halen van de stoffenverkopers, hoe modewinkeliers, modebladen en orderverkoop hand in hand gingen. Hoe miljoenen van die crinolines verkocht werden “out of the box” met de stof, het patroon en een pasmodel erbij per postorder. DIY. De de huis-tuin-en-keuken-naaimachine was toch niet voor niets uitgevonden? Tot alle uithoeken van de wereld. Overal was Parijse mode beschikbaar, verkrijgbaar, gelijktijdig, hier en nu.

En we klagen nu al dat de wereld doordraait. Vergeet het. De “Modern Times” van toen gingen nauwelijks trager. Een hele geruststelling. Dus: allen daarheen, onversaagd en haastig, tussen twee happen en slokken door. Want het leven is nu eenmaal gulzig.

Paris, here we come! (bis)

Brevet_de_danse

Het is niet van mijn gewoonte om in herhaling te vallen op deze blog, maar deze keer is er geen ontsnappen aan. Morgen vertrek ik naar Parijs voor de tweede keer dit jaar. Deze keer is het echter menens. Ik ga een weekje in de archieven van Vinçcennes onderduiken om er onderzoek te doen naar de geschiedenis van de Grande Armée, het Grote Leger van Napoléon en haar dansante activiteiten. Dat het congres van Wenen danste, is algemeen bekend, maar een heel leger?

En toch is het waar. Al sinds de 16de eeuw behoorde dansen tot de algemene opleiding van adelijke jonge heren en dames. Dat is algemeen bekend. Aangezien officiersopleidingen in de loop van de 18de eeuw professionaliseren en vooral uit de adel recruteren, is het niet verwonderlijk dat ook op deze militaire scholen dansles gegeven was. Dat blijkt zonneklaar uit het reglement van de Franse militaire school die in 1756 haar deuren opende in Parijs:

“Art. 59: Les classes de danse se relevant quelquesfois à des heures differentes des autres classes, les Chefs de ces classes de danse, auront attention de revenir par la cour jusqu’à le porte la plus voisine de la salle des études, par laquelle ils se rendront, pour ne pas troubler les autres classes.”

Het gebouw van die militaire school bestaat overigens nog steeds. Het gebouw ligt in in het verlengde van de Champs de Mars in de schaduw van de Eifeltoren. Sommige tradities zijn zo hardnekkig dat zelfs de grootste revoluties ze niet kunnen onderbreken. En zo zie je ook na de Franse Révolutie de traditie van dansonderricht aan de Franse militaire scholen opnieuw opduiken. En gezien het prestige van de Franse cultuur in de 19de eeuw, volgt vrijwel heel Europa dezelfde paden. Het is echter weinig bekend hoe het dansonderricht zoals was georganiseerd, hoeveel soldaten er mee in aanraking kwamen en welke muzikanten er actief waren.

Dat is dus het doel van mijn onderzoek: nagaan wie wanneer er op dansant gebied in militaire academies en in het leger meer in het algemeen actief was. Wordt ongetwijfeld vervolgd.

Voor één keer…

Want een blog wordt maar één keer 100. Jawel beste lezers, dit is het 100ste blogbericht dat ik hier post. Of om het met een quote Dr. E. Brown uit “Back to the Future” te zeggen ‘Has it been that long?’. Toen ik er destijds op 12 juni 2009 aan begon, was ik me er niet van bewust welke consequenties zo’n blog kon hebben. Ik wilde gewoon wat kwijt aan de wereld over dansgeschiedenis. Na een tijdje bleek het heel veel kanten uit te gaan. Blijkbaar is het bijhouden van een blog eerder een soort van zelfreflexie dan wat anders.

En voor één keer wil ik het ook over deze blog zelf hebben. Meestal gaat het hier over sociale danscultuur, kortom dans om te doen en minder dans om naar te kijken. Dat is natuurlijk maar een relatief verschil. Dans is namelijk altijd om naar te kijken. Minder om zelf te doen, maar veel mensen die veel naar dans kijken dansen ook zelf. Daar ligt het verschil dus niet. Misschien is het meer doen dan kijken of en – en? Ook dat is niet helemaal zo. Als je zou kijken naar een publiek in een zaal dat naar een dansvoorstelling kijkt, maak ik me sterk dat er niet zo heel veel toeschouwers NIET bewegen, laat staan onbewogen blijven. Het is dus slechts een kwestie van nuance.

Dogma’s zijn in de context van een blog sowieso een beetje uit den boze. Dus voor één keer wil ik het hier expliciet over ballet hebben. Niet dat ik zelf een balletliefhebber ben. Al ben ik bvb wel een fan van de film Billy Elliot en hou ik wel van de quasi morele relatie tussen hard werken en resultaat, waarvan goed ballet af en toe de illustratie kan zijn. Maar dit soort uitspraken maken ook meteen duidelijk dat ik uiteindelijk geen kenner kan zijn, maar wel romantisch geïnspireerd door de verhalen die ballet vaak omgeven.

Maar anderzijds moet men wel haast blind zijn voor de harde realiteit die de afvallingskoers van de ballet industrie ook kan zijn. Want slechts enkele kunnen het maken binnen het systeem, terwijl velen afvallen. Men zou zelfs bijna kunnen zeggen, ten koste van die anderen. Omdat ze net niet goed genoeg zijn. Of omdat ze pech hebben. Omdat ze geblesseerd raken. Omdat de rug niet mee wil, enz.

Maar soms is het ook omgekeerd. Heel af en toe, haalt iemand de top ondanks alle tegenslag. En dan, dan wordt ballet een kunst die de dagelijkse realiteit overstijgt, die universeel kan worden. Zoals het verhaal van Michaëla Prince, een adoptie kind dat ondanks haar afkomst als kindsoldaat en verschoppeling uit Siera Leone, het brengt prima ballerina.

Ik weet niet of het aan mij ligt. Maar bij het lezen van dit verhaal, schoot mijn gemoed vol. En dus wil ik het voor één keer hebben over podiumdans of ballet of hoe je het ook wil noemen. Omdat hokjes en categorieën er uiteindelijk niet toe doen. Omdat de schoonheid en de ontroering ook haar rechten heeft. Soms toch. Lees en oordeel zelf.

Technische probleempjes…

Sorry dat ik de afgelopen weken niets hier van me liet horen. Ik kocht een nieuwe laptop. En zoals jullie wel weten, kun je daar vooral in het begin wel eens wat mee voor krijgen. Bovendien was ik zo snugger om er meteen windows 7 af te gooien en het te vervangen door Debian, een Linux omgeving. Nu werkte ik al langer dan een jaar met Ubuntu wat heel erg beviel, maar deze keer liep het toch wel een beetje fout bij de installatie. En als dat dan gebeurt, kun je maar beter even wachten met het overzetten van je archiefbestanden en mails. En ondertussen staat je hoofd ook helemaal niet naar bloggen of zo.

Wel heb ik weer veel bijgeleerd over hoe zo’n computer werkt. Want wees eerlijk. We werken er allemaal bijna dagelijks mee en weten doorgaans niet veel meer dan op welk icoontje te klikken om een programma te openen. Dat heeft me altijd gestoord: dat techniek je leven gaat beheersen zonder dat je snapt hoe het werkt. Vandaar wellicht ook mijn afkeer voor de automobiel en liefde voor de fiets. Voor de eerste kun je alleen maar betalen en hopen dat het goed komt, op de tweede vloek je en neem je zelf de sleutel om het te repareren. DIY. Kan misschien heel frustrerend zijn in het begin, maar de voldoening achteraf is wel veel groter. Lang Leve F*cking Debian!