Wat het bal van 20/08/1861 bal zo bijzonder maakt, zo blijkt ondertussen wel, is dat we anderhalve eeuw later zo veel stukken van de puzzel kunnen samenleggen. Zo krijgen we niet alleen een zicht op het dansprogramma en de zaal, we krijgen ook nog eens een uitgebreid sfeerverslag van het bal zelf. Een zekere Harry Peters liet een jaar later zijn verslag van de kunstfeesten drukken bij J. Jorssen. Blijkbaar hadden de feesten zo velen begeesterd dat er ook toen nog geld mee te verdienen viel.
Peters opent zijn verslag met een zeer gedetailleerde beschrijving van wat onder de term ‘Paré’ werd verstaan die we aantroffen op het balboekje:
“De heeren moesten en habit de soirée zijn en de dames en toilette. Dat wil zeggen dat het mannelijk geslacht in de vorm van spiering met het zwart kleed, witten halsdoek, enz. uitgedoscht moest zijn, terwijl de krinolienen niet dan zonder hoed werden ingelaten; ze moesten gecoiffeerd zijn.”
Wat de dameskledij betreft is de bovenstaande afbeelding uit een modetijdschrift uit 1860 quasi volmaakt in haar gelijkenis met het beeld uit deel 2 van deze reeks. De crinolines met vele lagen stof werden in deze periode, onder invloed van de Engelse modekoning Worth vervangen door een veel lichtere hoepelconstructie in hout en leer. Wat ik me wel nog steeds afvraag is hoe met een dergelijk gevaarte nog kon worden gedanst. Zeer wervelend zullen de Polka’s en Walsen wel niet meer geweest zijn. Wellicht daarom dat men de ‘croupe’ of het ‘kontje’ van deze rokken zo accentueerde. Zo kon men aan de voorkant van het gevaarte de vrouw die het moest torsen, nog enigszins benaderen. Maar dit in combinatie met een corset en dat tijdens een warme zomeravond in augustus… Nee bedankt!
Wat het herentoilet betreft, valt vooral de term ‘spiering’ op. Ik heb er me suf op gezocht en niets gevonden. Ook de mogelijke schrijfvarianten spearing, speering, enz. leverden helemaal niets concreets op. Als we de afbeelding uit deel 2 mogen geloven moet het een soort jacket geweest zijn met slippen. Ook opvallend zijn overigens de vele militaire uniformen in de zaal. Een beeld dat onbewust doet denken aan de balscène uit de film Il Gattopardo van Luigi Visonti, waarvan de handeling zich in dezelfde jaren afspeelt. Ook daar is de aanwezigheid van militairen in vol ornaat nadrukkelijk en oogverblindend.
Blijkens het verslag was de zaal uitbundiger dan bij alle voorgaande bals van de kunstfeesten versierd. Er was uitbundig gebruik gemaakt van allerhande zeldzame planten die in contrast met de vele vergulde beelden een fraaie indruk maakten. Enkele van deze beelden waren overigens kopieën van beelden van de Italiaanse neo-classistische beeldhouwer Antonio Canova (1757 – 1822). Ik vermoed dat deze kopieën uit de verzameling van de academie zullen hebben gestamd, want in geen enkel Antwerps museum zijn stukken van Canova geregistreerd die als basis voor een kopie zouden kunnen hebben gediend. Helaas ging de academische collectie in de jaren ’60 van de twintigste eeuw genadeloos de brandstapel op, net zoals alle andere waardevolle 19de-eeuwse archieven van de Sint-Lukas Academie, omdat ze als toonbeelden van burgerlijkheid en star academisme werden versleten. Blind kunnen mensen zijn. Het heeft geen naam.
Peter’s verslag gaat trouwens nog verder in het spuien van details. De fontein midden in beeld zou een soort geurverspreider zijn geweest. En op het einde van de concertzaal (zie plannetje uit deel 2) hing naar verluid een enorme spiegel die het perspectief en de luminositeit van de enorme ruimte nog vergrootte.
Het verslag van een vorig bal geeft bovendien nog prijs dat de orkestmeester die je boven in beeld kunt ontwaren, wellicht Dhr. P. Houben zal zijn geweest. Vermoedelijk nam hij alle bals voor zijn rekening, zoals dit in de 19de eeuw vaak de gewoonte was. Men engageerde 1 orkest voor alle bals van een bepaald seizoen. Van deze P. Houben verder geen spoor. Wel is van de kunstschilder Henri Houben (1858 – 1931) bekend dat hij aanvankelijk violist was en pas later voor het schildersvak koos. En als ik helemaal verder ‘freewheel’: van de Jazz saxofonist Steve Houben is bekend dat hij uit een Antwerps kunstenaarsnest stamt. Zijn er genealogen die zich om deze familie hebben bekommerd? Ik ben alvast zeer geïnteresseerd.
Hier vind je alle delen van deze reeks terug:
Reeks: “De geschiedenis van één bal” (inleiding)
Reeks: “De geschiedenis van één bal” – Deel 1: Je vindt een balboekje
Reeks: “De geschiedenis van één bal” – Deel 2: Je vindt een danszaal
Reeks: “De geschiedenis van één bal” – Deel 3: Je vindt een ooggetuigenverslag
Reeks: “De geschiedenis van één bal” – Deel 4: Je vindt een organisator