Vandaag een ‘once-in-a-lifetime’ ervaring. Als onderzoeker naar sociale danscultuur uit het verleden mag je in principe niets uitsluiten. Maar wat te denken van een ontmoeting met een dansmuzikant die in zijn jeugd nog actief een dansrepertoire van een eeuw oud en ouder beoefende? Men beweerde altijd dat die mensen niet meer bestonden, lang onder de zoden lagen, al voor de tweede wereldoorlog een zeldzaamheid waren, enz. Niets is dus minder waar. Vandaag ontmoette Björn Van Hove, Bert Ruymbeek en ikzelf Pieterke uit Bornem. 73 jaar oud, begaafd clarinettist die de stiel leerde van zijn vader, die op zijn beurt de stiel leerde van zijn vader, enz. De foto hierboven laat het orkestje van zijn grootvader zien. Er bestaat een gelijkaardige foto van het orkest van zijn vader en één van hemzelf in een gelijkaardig orkest. Hijzelf speelde alleen op de teerfeesten van harmonies in Klein Brabant en op plaatselijke huwelijken. Enkel op verzoek, omdat hij zo’n goede muzikant was en altijd tegen betaling. Hij speelt ook vandaag nog zijn volledige repertoire uit het blote hoofd met versieringen en tweede stemmen en al: polka’s, schottischen, walsen, Kolom, Jan Smit, Lanciers Kadril, Schuif Onderdoor, enz. Volledig traditioneel repertoire dus, van een traditionele muzikant. Het was een sublieme ontmoeting. Eén uit het miljoen. Een klassemuzikant op leeftijd die perfect de brug kan vormen tussen de oude generatie en huidige balfolkmuzikanten. Heerlijk!
Categorie: 20ste Eeuw
Willen wij de AB wel weer?
De afgelopen weken berichtte de pers nogal uitgebreid over een facebook fanpagina getiteld ‘wij willen den AB Antwerpen terug ipv America Today’. Deze fanpagina heeft tot doel te lobbyen voor het heropenen van variétézaal Oud België (Ancienne Belgique) aan de Kipdorpvest in Antwerpen. En “par conséquence” het verwijderen van de bestaande kledingzaak America Today. Met name De Standaard Online besteedde een uitgebreid artikel aan het fenomeen. De fanpagina telt tot op heden ongeveer 2000 leden, wat, gezien de kijkcijfers van boven het miljoen, niet helemaal hoeft te verwonderen.
Dat ze in Antwerpen altijd wel in zijn voor een zot idee als het om monumenten gaat, zal er ook wel aan geholpen hebben. Toch kunnen we het niet nalaten ons vragen te stellen bij dergelijke ambities. In tegenstelling tot wat De Standaard beweerde is de zaal sinds 2002 wel degelijke een beschermd monument. Het interieur met haar beschilderingen en theaterelementen moet bewaard blijven en mag niet door de huidige eigenaar worden gewijzigd, ondanks de verandering van functie tot kledingzaak. Bijkomend voordeel van zo’n kledingzaak is bovendien, dat ze vrij toegankelijk is tijdens de openingsuren. Wie wil gaan bewonderen, kan dat dus, zonder dat hem of haar een strobreed in de weg wordt gelegd. Je kunt je in dit geval zelfs afvragen of er vandaag niet veel meer mensen over de vloer van de AB komen, dan ooit.
Veel mensen in de monumentenzorg zijn er bovendien van overtuigd dat een functiewijziging altijd beter is dan functieverlies met leegstand tot gevolg. Zelfs het meest beschermde monument gaat binnen de kortste keren naar de haaien als het niet meer wordt gebruikt. Laten we dus hopen dat America Today het nog een tijdje uitzingt, aangezien het openen van een nieuw cultuurhuis op die plek althans voorlopig zeker niet haalbaar is.
Beeldgebruik: VRT
Update: een brand vernielde het dakgebinte van de AB in Antwerpen op 25/05/2010
Dit weekend verschijnt in De Morgen
Een artikel over variétészaal Ancienne Belgique in Antwerpen. Het artikel houdt uiteraard verband met de nieuwe reeks van Peter Van den Begin en Stanny Crets over revuetheater Oud België in de jaren ’70. Of de reeks van Crets en Vanden Begin ook effectief iets over een historische werkelijkheid zegt, valt uiteraard af te wachten. Naar verluidt zal het in dit artikel over de geschiedenis van de zaal gaan. En aangezien de mainstream pers zelden aandacht schenkt aan ons feestelijk erfgoed, wilden we hierop toch even de aandacht vestigen. Met dank aan het VIOE voor het gebruik van de recente interieurfoto uit het beschermingsdossier.
Beeldgebruik: Agentschap Onroerend Erfgoed
Pianola’s, Jazzkes en Orchestrions: dezelfde wereld?
Recent ging ik voor het eerst naar de Stadsbibliotheek in Mortsel waar ik sinds kort woon. In de sectie ‘Muziek’ trof ik het boek getiteld ‘Pianola’s’ aan samengesteld door Peter Suidman. Een Pianola is een automatische, pneumatisch aangedreven piano die werkt op papierrollen die, net zoals een draaiorgel werkt op kartonnen boeken met gaatjes, de gaatjes in dat papier als informatiedrager nuttigen. Het bleek een bijzonder interessant boekje over de geschiedenis van deze mechanische instrumenten en een welkome aanvulling op het persoonlijke onderzoek van Michel Nallino waaraan ik al een bijdrage wijdde.
De Franse instrumenten uit Lyon bleken na lectuur van Pianola’s gewoon verouderde technologie (rollen met spijkertjes) te bezigen vergeleken met hun Duitse en Amerikaanse concurrenten die zoals gezegd pneumatisch werkten. Nu geeft Nallino dat ook ruiterlijk toe in zijn studie, maar verder gaat hij er niet op in.
Gelukkig krijg je in ‘Pianola’s’ wel de hele technische uitleg en ook een flinke brok geschiedenis te lezen.
Pianola was oorspronkelijk een merknaam die het tot soortnaam schopte, zoals ‘ne kodak’ veralgemeend voor een fototoestel. Mij viel vooral het uitgekiende businessmodel van deze wereldwijd opererende firma op. Overal waren er verdelers die grotendeels op dezelfde manier te werk gingen: ze trachtten beroemde pianisten onder contract te krijgen voor het inspelen van hun pianorollen. Pianola strikte uiteraard de echte wereldsterren van dat moment zoals Maurice Ravel, Sergej Prokjkofiev, Camille Saint-Saens, Georges Gershwin, etc. Daarnaast werd in het lichtere genre vooral ook Jazz ingespeeld. Niemand minder dan Scott Joplin, Jerry Roll Morton, Fats Waller, e.d. sterren speelden rollen in.
Vaak zijn deze rollen, die naast de muzieknotatie ook de interpretatie van de uitvoerende pianist konden weergeven (hard en zacht aanslaan van een noot) de meest hi-fi versie van deze muziek die we vandaag kunnen beluisteren, tenminste wanneer we ook over een goed afgestelde Pianola beschikken. De platenopnames uit die tijd werden namelijk mechanisch gerealiseerd en op 78 T platen uitgegeven die niet bepaald bekend staan om hun transparant stereofoon geluid.
Maar ook hier in België en in Nederland namen lokale jazzmusici al verbijsterend vroeg pianorollen op. Zo is voor Nederland bekend dat James Meyers (zie foto), die voor het algemeen wordt beschouwd als de man die Jazz in Nederland reeds in 1920 introduceerde, rollen liet inspelen door de pianist Leo de la Fuente in het jaar 1925. Deze rollen gebruikte Meyer voor zijn danslessen, want hij was in de eerste plaats dansleraar die jazz vooral als een nieuwe dansrage beschouwde en minder als een muziekgenre.
In België wordt de eerste jazzopname op plaat algemeen rond 1927 gesitueerd. Die is bovendien van abominabele kwaliteit en valt ook vandaag nog ‘te beluisteren’ (aanhoren is een betere term) op CD-reeks ‘Jazz in Little Belgium’. Voor zover ik weet heeft nooit één onderzoeker van de vroege jazz in België zich ooit om pianolarollen als informatiedragers bekommerd en dat lijkt me nu, na lectuur van ‘Pianola’s’, in vele opzichten jammer. Door de omstandigheden van de eerste wereldoorlog en de aanwezigheid van zwarte jazzmuzikanten aan het Franse front was Jazz hier om te beginnen al een paar jaar eerder bekend dan bij onze noorderburen.
Bovendien weten we uit archief onderzoek dat Pianola’s zeer wijdverbreid waren in onze café’s. En helemaal leuk wordt het als je dan in zo’n boek leest dat men bij Pianola een Orchestrion omschreef als een automatische, pneumatisch gestuurde piano waaraan een aantal andere instrumenten zoals slagwerk waren toegevoegd. Dat doet uiteraard nog veel sterker denken aan onze ‘jazzkes’ waarover we het elders al hadden. En aangezien in de Verenigde Staten van Amerika de verspreiding van de Jazzmode sterk werd ondersteund door Pianola’s, dezelfde pianorollen ook hier werden verspreid én rollen van eigen bodem met mode en dansmuziek werden geproduceerd, lijkt het nogal evident dat er op dit gebied nog veel te rapen valt. Wie begint eens een vragenronde langs alle Pianolaverzamelaars in België om dat uit te spitten?