Categorie: Dansvormen

Dansend naar de toekomst – Deel 2: to choreograph or not?

backfuture3128

Als er één ding opvalt aan alle BTTF films, dan is het wel de belabberde kwaliteit van de choreografie. En dan heb ik het voor één keer niet over de gitaarsolo van Marty Mc Fly. Daaraan werd meer dan twee weken geschaafd en gerepeteerd en dat zie je er ook aan. Voor het overige is het dus niet veel soeps. In de credits staat dan ook slechts de naam van een redelijk onbekende choreograaf die ooit een keer wat deed voor Madonna, om vervolgens dus weer in de coulissen van de vergetelheid te verdwijnen.

Heel anders dan die andere iconische eighties film met een retrotintje ‘Dirty Dancing’ waarin dans wel degelijk de hoofdrol opeist. Dat fenomeen leidde zelfs tot een gigantische explosie aan leerlingen in dansscholen wereldwijd en ik vraag me zelfs luidop af of het niet vooral door dit soort romatische dansfilms is geweest dat we 10 jaar later met de balfolkrage zijn kunnen starten. Samendans was nu eenmaal “in” en dus was er een publiek voor folkdans, net zoals voor tango, salsa, lindy hop en dies meer.

Maar in de hele BTTF franchise is het dus droevig gesteld met het dansniveau en zoals ik in mijn vorige post in deze reeks al genoegzaam liet blijken: laat staan met iets dat ook maar op de verste verte zou gelijken op een historsiche danspraktijk en in bredere zin ook met de muziekpraktijk. Op die scène na en die met de fanfare die begint te spelen na het inhuldigen van de grote klok van het justitiepaleis in de derde film, is er voor de rest geen enkele poging gedaan om ook maar ietswat aandacht te besteden aan het historisch gehalte van de dans- en muziekuitvoering.

Toch een beetje vreemd voor een regisseur (Robert Zemeckis) die het begrip “gumping” eigenhandig uitvond. Gumping is de techniek waarbij je een acteur digtaal laat meespelen in een historische film, zoals dat aan de lopende band in Forrest Gump gebeurt (vandaar dus ook de naam). Zemeckis is bovendien een regisseur met een enorme alertheid voor zowat elk aspect van historiciteit in zijn films. Tegelijkertijd gebruikt hij het historisch kader op een heel ambivalente manier, namelijk telkens in functie van zijn eigen verhaal. Zoals in mijn vorige bijdrage in deze reeks al aanhaalde, is dat vanuit verhalend en filmisch oogpunt welicht ook de aangewezen manier om dat te doen. Precies omwille van de illusoire veronderstelling dat er zoiets als authenticiteit bestaat in historische danspraktijk. Als die al authentiek is, dan eerder authentiek hedendaags, dan historisch correct.

In de derde film, waar dans de meest prominente rol speelt (in I en II is dat eerder muziek), valt dat dubbel zo hard op. Tijdens de sequens van het Time Festival zien we drie dansen de revue passeren: een polka, een setdance en een trage wals in Amerikaanse (Boston) stijl. Een veilige keuze ook voor 1885, het jaar waarin de scène plaatsvindt. Toch kan ik me niet van de indruk ontdoen dat ik hier eerder naar een 1900 scène kijk dan naar iets van 15 jaar eerder. Om te beginnen zijn er de relatief weinig getailleerde vrouwensilhouetten. Geen enkele actrice draagt hier zoiets als een echte crinoline en dat was toch wel de regel toen. 15 jaar later zie je het corset verdwijnen en een lossere snit ingang vinden, maar 1885 is er midden in en daar merk je dus bitter weinig van.

back to the future 3 clara clayton gown

Dat zulks natuurlijk weer invloed heeft voor de bewegingsvrijheid van het vrouwelijk deel van de acterende bevolking staat buiten kijf. Dat Sarah Clayton daardoor even later er vlot in slaagt een paard te besteigen , een stoomloc in volle vaart te overmeersteren en samen met Emmet M. Brown op een hoverboard romantisch weg te zweven, is – for the sake of variety – natuurlijk aardig meegenomen. Met zo’n hoepelconstructie onder 6 massieve lage stof, in een woestijnklimaat, was dat allemaal wellicht wat minder goed gelukt. En een script is een script is een script natuurlijk. Maar voor de rest is het even authentiek als een Clint Eastwood western, die in deze film, aanhoudend worden geciteerd en even vaak belachelijk gemaakt. De vraag is dan wel wie er uiteindelijk lacht met wie, want laatst lacht, best lacht!

Beeldgebruik: Hollywoord Movie Costumes & SciFi Moviezone

Dansend naar de toekomst – Deel 1 – dansetiquette in de jaren ’50

maxresdefault

In mijn DVD box van BTTF zit o.a. een hele reeks extra’s. De meeste zijn making off-reportages of trailers uit de periode dat de films werden gelanceerd. Een paar zijn ook terugblikken. Bob & Bob (Gale Zemeckis respectievelijk) geven interessante commentaar op hun oorspronkelijke plannen en waarom het uiteindelijk allemaal toch zo anders uitdraaide. Het geeft mijn inziens vooral aan dat films maken niet iets is voor mensen met gevoelige zenuwen of een pathetische hang naar zekerheid.

Maar soms kom je wel degelijk iets te weten over hun werkprocédé en als we Bob Gale mogen geloven, zou hij op het idee zijn gekomen om iets met tijdsreizen te doen op basis van een soort school smoelboek van zijn vader uit de jaren ’50. Goede ideeën onstaan soms door eenvoudige vragen te stellen en Gale vroeg zich dus af hoe hij het zou hebben gevonden om op school te zitten in de jaren ’50. Toen landelijk Amerika er nog glanzend en succesvol uitzag, de hekjes van de gemeente nog jaarlijks een lik verf kregen en je naar school ging in een splinter nieuw gebouw, een tastbaar resultaat van Roosenvelt’s New Deal.

Dat is dus wat je ook ziet in de film: een plaatje van een Hill Valley uit de jaren ’50 vs een afgetrapt, onder de grafiti gespoten, met sexcinema’s doordesemd stuk wrakhout uit de jaren ’80. De oliecrisis is haast tastbaar aanwezig, inclusief de gesponorde zitbankjes, toonbeeld van een lege gemeentekas. Maar voor de rest leefden de mensen 30 jaar ervoor grotendeels hetzelfde leven als in de jaren ’80. Tenminste wanneer je de film mag geloven. De technologie loopt achter, er zitten wat meer kinderen aan het avonddis, dat er ook gezonder uitziet en populaire cultfiguren uit de jaren ’60 zoals John F. Kennedy of Clint Eastwood zijn nog notoir onbekend. Tot daar zo ongeveer de verschillen.

Maar ondanks het feit dat de twee Bobs zelf aanhalen hoe onleuk iemand uit de jaren ’80 het zou vinden, als hij of zij zou worden teruggeflitst naar den jaren ’50, ziet de jeugdcultuur in de film er echt wel uit als een betere copie uit van mijn eigen jeugdjaren. Je zit op een gender gemengde staatsschool, je hokt samen op café over de middag, er wordt stiekum gerookt en sterke drank binnengesmokkeld tijdens de schoolfuif. Je mag verdraait, als jonge jongen zelfs blijven logeren van de ouders van een meisje in haar eigen slaapkamer. En dat, kan ik je verzekeren, maakte echt wel niemand uit mijn omgeving mee in het België van de jaren ’80! Ik bedoel maar: hier klopt iets niet.

En dat merk je niet alleen aan de voortdurende modeshow die wordt opgevoerd. Marty en Biff dragen All Stars en voor de rest is het één langerekte Levi’s 501 reclame – maar met name aan het gedrag op en rond de dansvloer. In de echte njaren ’50 zou dat er heel wat saaier en strakker hebben uitgezien. Dansers netjes in twee rijen, jongens en meisjes elk aan hun kant van de dansvloer. Meisjes vergezeld van hun chapperonnes (niet zelden hun moeder of tante), jongens strak in het pak, mét das en gesteven kraagje, en scheiding met brilcrème. Verplicht. Elke dans ligt bij voorbaat vast en wordt ook formeel aangekondigd door een belegen animator. En zo’n beetje slungelachtig in je eentje staan shaken zoals vader George Mc Fly doet voor hij zich naar buiten begeeft om Biff een optater te verkopen: vergeet het. Dansen was per definitie koppeldansen en als je niet danste bleef je weg van de dansvloer. That’s the rule and no questions asked!

dance_c1950s

Maar hoe halen ze het dan in hun hoofd om het er zo ‘los’ te laten uitzien? Dat heeft naar mijn gevoel vooral te maken met de inspiratie van de regisseurs. Er zitten bijvoorbeeld opvallend veel quotes uit Rock Around the Clock (over de doorbraak van Bill Hailey and the Comets) in de eerste BTTF. Zwarte muzikanten die spelen voor een blank publiek? Gezien de rasssensegregatie – zeker in het Zuiden van de Verenigde Staten – wellicht niet echt de norm toen. En het idee dat een deftig blank ballroom publiek rock & roll omarmt zoals in de “Johnny Be Good” scène, lijkt me persoonlijk ook behoorlijk vergezocht.

Met andere woorden, de twee Bob’s namen op vlak van historische authenticiteit hun wensen nogal voor werkelijkheid. En eigenlijk zie je telkens weer hetzeflde gebeuren: men eigent zich een iconisch dansbeeld toe, dat men vervolgens overgiet met een sausje van eigen vinding. Het gaat daarbij vooral om een projectie vanuit het eigen referentiekader. Bij dans valt dat des te harder op, omdat het als meest immateriële van alle kunstvormen, zo gevoelig is voor verandering.

In feite kun je het wel vergeten om exact te willen dansen zoals vroeger. De danspasjes of de kledij zijn sowieso al aartsmoeilijk precies te kopiëren en dan heb ik het nog niet over context en betekenis voor de dansers zelf. In de jaren ’50 was dansen vaak het enige lichaamlijke contact dat je met een persoon van het andere geslacht mocht en kon hebben tijdens je jeugdjaren. Niet verwonderlijk dat zo’n beladen gebeurtenis enkel plaatsvond onder zeer gecontroleerde omstandigheden en vaak gepaard ging met het nodige angstzweet. Het kon bij gelegenheid ook vrij heftig exploderen in uitbundige agressie. En laat die perfect gesteven kragen, kaarsrechte ruggen en stijfdeftige danshouding van toen nu net zo bepalend zijn geweest voor de authentieke uitstraling.

Ga er maar aanstaan als regisseur. Dat wil je dus niet, zo’n strakke, saaie boel met emotioneel geblokeerde ado’s die zich zichtbaar slecht in hun vel voelen. Doe dan maar liever een soortement spontane retro jeugdfuif. Zoals je die ook daadwerkelijk in de film te zien krijgt. Plakt veel beter op pellicule. Veel beter.

Beeldgebruik:

Dansers in de jaren 40: Buffalo University Library

Youtube

Paris, here we come! (bis)

Brevet_de_danse

Het is niet van mijn gewoonte om in herhaling te vallen op deze blog, maar deze keer is er geen ontsnappen aan. Morgen vertrek ik naar Parijs voor de tweede keer dit jaar. Deze keer is het echter menens. Ik ga een weekje in de archieven van Vinçcennes onderduiken om er onderzoek te doen naar de geschiedenis van de Grande Armée, het Grote Leger van Napoléon en haar dansante activiteiten. Dat het congres van Wenen danste, is algemeen bekend, maar een heel leger?

En toch is het waar. Al sinds de 16de eeuw behoorde dansen tot de algemene opleiding van adelijke jonge heren en dames. Dat is algemeen bekend. Aangezien officiersopleidingen in de loop van de 18de eeuw professionaliseren en vooral uit de adel recruteren, is het niet verwonderlijk dat ook op deze militaire scholen dansles gegeven was. Dat blijkt zonneklaar uit het reglement van de Franse militaire school die in 1756 haar deuren opende in Parijs:

“Art. 59: Les classes de danse se relevant quelquesfois à des heures differentes des autres classes, les Chefs de ces classes de danse, auront attention de revenir par la cour jusqu’à le porte la plus voisine de la salle des études, par laquelle ils se rendront, pour ne pas troubler les autres classes.”

Het gebouw van die militaire school bestaat overigens nog steeds. Het gebouw ligt in in het verlengde van de Champs de Mars in de schaduw van de Eifeltoren. Sommige tradities zijn zo hardnekkig dat zelfs de grootste revoluties ze niet kunnen onderbreken. En zo zie je ook na de Franse Révolutie de traditie van dansonderricht aan de Franse militaire scholen opnieuw opduiken. En gezien het prestige van de Franse cultuur in de 19de eeuw, volgt vrijwel heel Europa dezelfde paden. Het is echter weinig bekend hoe het dansonderricht zoals was georganiseerd, hoeveel soldaten er mee in aanraking kwamen en welke muzikanten er actief waren.

Dat is dus het doel van mijn onderzoek: nagaan wie wanneer er op dansant gebied in militaire academies en in het leger meer in het algemeen actief was. Wordt ongetwijfeld vervolgd.

Reisdagboek van een danshistoricus – Deel 5

Helsingor_Wandtapijt_001

Gezien het belang van bals en de danszaal in Helsingor, blijf ik voor één aflevering nog in het befaamde kasteel. Want wat zag mijn lodderig oog enkele koninklijke slaapkamers verder? Bovenstaand wandtapijt is een 18de eeuwse Franse creatie en toont een toneel scène met een koorddansers, enkele exotische dieren en een Scaramouche achtige figuur. Mijn goede vriend google trof hetzelfde wandtapijt en verschijdene verwante tapijten aan eveneens uit Kronborg. Ze zouden van de hand van Jean Behagle zijn geweest. Ofwel bestaat er verwarring tussen de voornamen, ofwel is hij de in Frankrijk gebleven zoon van Filip Behagel, een oudenaardse tapijtwever die op het einde van de 17de eeuw in de Beauvais een atelier stichtte wegens zijn uitstekende contacten aan het hof van Louis XIV.

Het toeval wil nu dat ik momenteel het razend interessante doctoraat van Timothy De Paepe aan het doornemen ben. Ik ben net in het deel aanbeland waar hij het uitgebreid heeft over het spanningsveld tussen volks theater en Opera instellingen. Foortheater en Opera bleken niet goed te mixen in het Antwerpen de eerste helft van de 18de eeuw. Gescheiden circuits zoals dat heet. Deze voorstelling, die toch ook voor een kasteel was bedoeld en er nog steeds hangt, doet me daar toch weer even aan twijfelen. Wordt ongetwijfeld vervolgd.