Categorie: Uncategorized

Paris, here we come! (bis)

Brevet_de_danse

Het is niet van mijn gewoonte om in herhaling te vallen op deze blog, maar deze keer is er geen ontsnappen aan. Morgen vertrek ik naar Parijs voor de tweede keer dit jaar. Deze keer is het echter menens. Ik ga een weekje in de archieven van Vinçcennes onderduiken om er onderzoek te doen naar de geschiedenis van de Grande Armée, het Grote Leger van Napoléon en haar dansante activiteiten. Dat het congres van Wenen danste, is algemeen bekend, maar een heel leger?

En toch is het waar. Al sinds de 16de eeuw behoorde dansen tot de algemene opleiding van adelijke jonge heren en dames. Dat is algemeen bekend. Aangezien officiersopleidingen in de loop van de 18de eeuw professionaliseren en vooral uit de adel recruteren, is het niet verwonderlijk dat ook op deze militaire scholen dansles gegeven was. Dat blijkt zonneklaar uit het reglement van de Franse militaire school die in 1756 haar deuren opende in Parijs:

“Art. 59: Les classes de danse se relevant quelquesfois à des heures differentes des autres classes, les Chefs de ces classes de danse, auront attention de revenir par la cour jusqu’à le porte la plus voisine de la salle des études, par laquelle ils se rendront, pour ne pas troubler les autres classes.”

Het gebouw van die militaire school bestaat overigens nog steeds. Het gebouw ligt in in het verlengde van de Champs de Mars in de schaduw van de Eifeltoren. Sommige tradities zijn zo hardnekkig dat zelfs de grootste revoluties ze niet kunnen onderbreken. En zo zie je ook na de Franse Révolutie de traditie van dansonderricht aan de Franse militaire scholen opnieuw opduiken. En gezien het prestige van de Franse cultuur in de 19de eeuw, volgt vrijwel heel Europa dezelfde paden. Het is echter weinig bekend hoe het dansonderricht zoals was georganiseerd, hoeveel soldaten er mee in aanraking kwamen en welke muzikanten er actief waren.

Dat is dus het doel van mijn onderzoek: nagaan wie wanneer er op dansant gebied in militaire academies en in het leger meer in het algemeen actief was. Wordt ongetwijfeld vervolgd.

Voor één keer…

Want een blog wordt maar één keer 100. Jawel beste lezers, dit is het 100ste blogbericht dat ik hier post. Of om het met een quote Dr. E. Brown uit “Back to the Future” te zeggen ‘Has it been that long?’. Toen ik er destijds op 12 juni 2009 aan begon, was ik me er niet van bewust welke consequenties zo’n blog kon hebben. Ik wilde gewoon wat kwijt aan de wereld over dansgeschiedenis. Na een tijdje bleek het heel veel kanten uit te gaan. Blijkbaar is het bijhouden van een blog eerder een soort van zelfreflexie dan wat anders.

En voor één keer wil ik het ook over deze blog zelf hebben. Meestal gaat het hier over sociale danscultuur, kortom dans om te doen en minder dans om naar te kijken. Dat is natuurlijk maar een relatief verschil. Dans is namelijk altijd om naar te kijken. Minder om zelf te doen, maar veel mensen die veel naar dans kijken dansen ook zelf. Daar ligt het verschil dus niet. Misschien is het meer doen dan kijken of en – en? Ook dat is niet helemaal zo. Als je zou kijken naar een publiek in een zaal dat naar een dansvoorstelling kijkt, maak ik me sterk dat er niet zo heel veel toeschouwers NIET bewegen, laat staan onbewogen blijven. Het is dus slechts een kwestie van nuance.

Dogma’s zijn in de context van een blog sowieso een beetje uit den boze. Dus voor één keer wil ik het hier expliciet over ballet hebben. Niet dat ik zelf een balletliefhebber ben. Al ben ik bvb wel een fan van de film Billy Elliot en hou ik wel van de quasi morele relatie tussen hard werken en resultaat, waarvan goed ballet af en toe de illustratie kan zijn. Maar dit soort uitspraken maken ook meteen duidelijk dat ik uiteindelijk geen kenner kan zijn, maar wel romantisch geïnspireerd door de verhalen die ballet vaak omgeven.

Maar anderzijds moet men wel haast blind zijn voor de harde realiteit die de afvallingskoers van de ballet industrie ook kan zijn. Want slechts enkele kunnen het maken binnen het systeem, terwijl velen afvallen. Men zou zelfs bijna kunnen zeggen, ten koste van die anderen. Omdat ze net niet goed genoeg zijn. Of omdat ze pech hebben. Omdat ze geblesseerd raken. Omdat de rug niet mee wil, enz.

Maar soms is het ook omgekeerd. Heel af en toe, haalt iemand de top ondanks alle tegenslag. En dan, dan wordt ballet een kunst die de dagelijkse realiteit overstijgt, die universeel kan worden. Zoals het verhaal van Michaëla Prince, een adoptie kind dat ondanks haar afkomst als kindsoldaat en verschoppeling uit Siera Leone, het brengt prima ballerina.

Ik weet niet of het aan mij ligt. Maar bij het lezen van dit verhaal, schoot mijn gemoed vol. En dus wil ik het voor één keer hebben over podiumdans of ballet of hoe je het ook wil noemen. Omdat hokjes en categorieën er uiteindelijk niet toe doen. Omdat de schoonheid en de ontroering ook haar rechten heeft. Soms toch. Lees en oordeel zelf.

Technische probleempjes…

Sorry dat ik de afgelopen weken niets hier van me liet horen. Ik kocht een nieuwe laptop. En zoals jullie wel weten, kun je daar vooral in het begin wel eens wat mee voor krijgen. Bovendien was ik zo snugger om er meteen windows 7 af te gooien en het te vervangen door Debian, een Linux omgeving. Nu werkte ik al langer dan een jaar met Ubuntu wat heel erg beviel, maar deze keer liep het toch wel een beetje fout bij de installatie. En als dat dan gebeurt, kun je maar beter even wachten met het overzetten van je archiefbestanden en mails. En ondertussen staat je hoofd ook helemaal niet naar bloggen of zo.

Wel heb ik weer veel bijgeleerd over hoe zo’n computer werkt. Want wees eerlijk. We werken er allemaal bijna dagelijks mee en weten doorgaans niet veel meer dan op welk icoontje te klikken om een programma te openen. Dat heeft me altijd gestoord: dat techniek je leven gaat beheersen zonder dat je snapt hoe het werkt. Vandaar wellicht ook mijn afkeer voor de automobiel en liefde voor de fiets. Voor de eerste kun je alleen maar betalen en hopen dat het goed komt, op de tweede vloek je en neem je zelf de sleutel om het te repareren. DIY. Kan misschien heel frustrerend zijn in het begin, maar de voldoening achteraf is wel veel groter. Lang Leve F*cking Debian!

Het verschil tussen fake en perfectie

Het is misschien niet wereldschokkend, maar ik kreeg het afgelopen jaar voor het eerst in mijn leven echt te maken met kleermakers. De aanleiding was eerder romantisch: ik wilde voor onze trouwpartij graag een kostuum laten maken dat aansloot bij de herenmode van rond 1820. Mijn verloofde zou voor deze dag namelijk in een echte Jane Austin outfit verschijnen, die haar overigens prachtig stond. De zoektocht toen leverde niet zo heel veel op, buiten een paar patronen en voor het overige een lichte kater na het aanhoren van de prijs die het hele plaatje zou gaan kosten.

Al rondsurfend kwam ik toen natuurlijk enorm veel informatie tegen en moest ik toch toegeven dat, al gaat mijn hart uit naar de vroege 19de eeuw, de tweede helft op vlak van herenmode toch een pak interessanter leek. Al was het maar omdat het begrip tuxedo toen ongeveer werd uitgevonden. Ik heb een rothekel aan dassen, foulards en andere halsversierselen voor mannen. Een strikje, alla. Dat heeft nog iets schattigs, bunny-achtig. Maar de verschrikkelijke opgefrommelde zijden heksentoeren die je in de empire aantreft: moge ze levend branden in een hel van Engelse steenkool!

Wat me tijdens deze queeste vooral opviel was het enorme verschil in benaderingen van historische mode. Je hebt in grote lijnen twee scholen: zij die streven naar perfectie en historische authenticiteit en zij die maar een beetje doen alsof. Voor de eerste gaat het er niet om wat wij vandaag leuk zouden vinden, voor de tweede gaat het louter daarom. Tot de eerste categorie behoren ongetwijfeld mensen als La Machine à Recoudre le temps, tot de tweede eerder mensen als Viona Ieleghems.

Het probleem voor de mensen die tot de authentieke school behoren is dat zij vaak opbotsen tegen het modebeeld dat mensen over een bepaalde periode hebben. Dat beeld wordt door allerhande media in de markt gezet. Film spant hier natuurlijk de kroon. De makers van historische drama’s gebruiken maar al te graag dergelijke beelden. Met alle gevolgen van dien. Je kunt vandaag bvb. nauwelijks nog een zinnig woord zeggen over de jaren ’20, ’30, ’40, en ’50 mode omdat het commerciële mode beeld over die periode zo verkleefd is met het film-imago, dat weinig mensen je nog zouden geloven als je ze wilde uitleggen wat er ook nog allemaal bestond.

Gelukkig zijn er ook uitzonderingen. Ik had het hier al eerder over het onwaarschijnlijk realistische beeld van een balscène dat je in Il Guatopardo van Luigi Visconti te zien krijgt. Na al die jaren is het nog steeds één van de meest spectaculaire voorbeelden van hoe je het ook goed kunt oplossen. De moeite die Visconti zich getrooste om de historische realiteit van ca 1861 gestalte te geven in deze film, kende geen grenzen. De balscène die erin voorkomt benadert dan ook de perfectie en dat is helemaal geen toeval. Tenminste als je weet wie er achter de schermen opereerde.

Niemand minder dan Piero Tosi leidde het kostuum design. Het fijne aan iemand als Tosi is dat hij dit soort werk niet voor het eerst deed. Hij werkte namelijk jarenlang aan de zijde van één van de genieën van het historische kostuum: kleermaker Umberto Tirelli die helaas veel te vroeg op 62 jarige leeftijd in 1990 overleed.

Tirelli’s naam zul je overigens zelden op een aftiteling van een film aantreffen. En ook dat is geen toeval. De man leerde het vak in het mekka van de mode, Milaan, maar verhuisde naar Rome op het moment dat de grote Italiaanse filmmakers van na de tweede wereldoorlog er hun meesterwerken maakten. Daarnaast werkte hij ook mee aan theater- en operaproducties op het hoogste niveau. Maar het onwaarschijnlijkste stukje van de hele lovestory moet nog komen. Tirelli bezat namelijk een persoonlijke collectie historische kostuums van ongeveer 15.000 stuks, 9 fabriekshallen vol uit de periode 1870 – 1960 waaruit hij inspiratie kon putten. Het is wellicht één van de grootste en belangrijkste privécollecties ter wereld en Tirelli was zonder twijfel één van de grootste experts ooit terzake.

En zoals maar weer eens blijkt: echte grootheid kent geen geheim. Je wordt alleen maar de beste historische couturier als je dat ook echt bent. Als zo’n genie achter de schermen meewerkt aan je film, weet je gewoon dat dit resultaat haalbaar is en dat moet ongelooflijk inspirerend werken. En als zo iemand dan nog niet eens op de aftiteling staat met z’n naam weet je het wel zeken. Die weet gewoon dat hij incontournable is. Vroeg of laat staan ze bij hem aan de deur of ten minste van zijn atelier dat gelukkig nog steeds bestaat. Voor die keren dat het perfect moet zijn ten minste. Anders ga je maar aankloppen bij de mindere goden als Armani, Versace of Gucci.