Ik loop er al een tijdje mee rond: zou ik niet eens een ander soort blog willen? Eentje met meer of net minder mogelijkheden? Een strakkere blog of eentje met meer krullen? Alles kan tegenwoordig en je wordt bovendien om de oren geslagen met gratis pakketten die je de hemel beloven. Nu heb ik zelf wel wat ervaring met WordPress en binnekort volg ik nog een cursus Drupal Gardens, maar dat zijn maar twee paketten uit een berg mogelijkheden. Op heel wat websites kun je vergelijkingen tussen de belangrijkste spelers nalezen. WordPress is voor éénvoudige blogs die er gewoon goed moeten uitzien en die voor de rest vooral functioneel zijn. Drupal leent zich dan weer meer tot integratie met allerhande applicaties als je die nodig zou hebben. Terwijl Joomla dan weer een echt online community platform is. Of wat dacht u van Ruby on Rails of Django? Frameworks die wat technischer zijn dan de Content Management Platform pakketten die ik aanhaalde, maar wel zo ongeveer in staat zijn om zelf je eigen CMP te maken als je dat wil. Ik ben er nog niet uit, maar vandaag denk ik meer in de richting van Django. Tegen het einde van het jaar zou hier het resultaat te bewonderen moeten zijn.
Auteur: Cor Vanistendael
Eugène Roy- Bescheiden bijdrage tot de biografie van een nobele onbekende flageolet virtuoos
Eugène Roy (? – 1827) was aan het begin van de 19de eeuw een beroemde flageolet virtuoos die tussen 1800 – 1830 door heel Europa reisde om her en der concerten te geven. Voor zij die meer zouden willen weten over dit bijzondere fluitje – dat hoofdzakelijk voor dansmuziek werd gebezigd – verwijs ik graag naar de website van Les Pantalons, een historisch ensemble dat zich in het repertoire uit die tijd specialiseert.
Nu, rondreizende virtuozen zijn net zoals andere circusartiesten een beetje van alle tijden. W.A. Mozart vulde er zijn kinderjaren mee aan de hand van zijn vader naast tal van andere wonderkinderen in de 18de- en19de eeuw en zelfs tot vandaag de dag. Over Eugène Roy is echter bijzonder weinig geweten. Vandaar deze poging de stukjes van de puzzel wat dichter bij elkaar te leggen. In het enigszin cryptische ‘Les Jurassiens recommendables’ van D. Monnier uit 1828, lezen we op pagina 363 dat hij uit Lons – Le – Saunier afkomstig zou zijn en in de maand augustus 1827 zou zijn overleden te Marseille.
Ondanks die relatieve onbekendheid heden ten dage, kwam ik hem dit jaar toch reeds tweemaal tegen tijdens mijn archief besognes. En tweemaal ging het om duidelijke aanwijzingen dat hij ca 1822 – 1824, in onze gewesten langs kwam. Om te beginnen vond ik begin dit jaar een kwitantie gedateerd 18 maart 1823 in het Stadsarchief van Aalst in het fonds dat ik reeds eerder hier vermeldde, waarin hij de verkoop van Walsen en Quadrilles regelt voor een bedrag van 40 francs. Dat het niet om wat goedkope drukken van zijn deuntjes gaat, kunnen we gemakkelijk afleiden. Volgens alle aankondigingen uit die tijd kostten die nooit meer dan 4 francs en vaak minder. Wellicht ging het dus om handgeschreven scores voor het toentertijd zeer actieve dansorkest van de betreffende vereniging. Zeldzaam materiaal, want volgens het onvolprezen RISM bleef geen enkel handschrift van hem bewaard.
De meest opzienbaren ontdekking deed ik echter afgelopen week in de archiefkelders van het stadsarchief van Turnhout. Daar door de volgende druk druk voor driestemmige flageolet muziek op getiteld (incipit):
Les plaisirs du bel âge
5e cahier
composé D’airs, Walses, Marches, Allemandes et Tyrolienne
Pour trois Flageolets
La deuxième et Troisième Parties Ad-Libitum
par
C. Eugène Roy
Artiste du Grand Théâtre de Lyon
A Paris chez Boieldieu Jeune, Rue de Richelieu N°92, entre les Rues St. Marc et Feydeau
Propriété de l’Editeur
Déposé à la Direction
(onderschrift: A Liege, Chez L. Decortis. Md. de musique, d’Instruments et de Cordes de Naples)
L. Decortis, zo vernemen we, moet volgens de publicatie “Cécilia, ein Zeitschrift für die Musikalische Welt”, uitgegeven in Mainz in 1827, een bekend virtuoze Cellist uit Luik zijn geweest die ook een aantal composities op zijn naam had staan en, zo blijkt, ook een muziekhandel uitbaatte.
Eugène Roy sloot naast zijn verkoop te Aalst eveneens een commercieel contract met een Luiks virtuoos, die zijn drukken verkocht. Waarvan dit exemplaar uiteindelijk in Turnhout terecht kwam. Of Roy ook daadwerkelijk in Turnhout zelf passeerde, is niet bekend. Er verschenen immers geen kranten of annonces in de Kempen van die tijd. Wordt ongetwijfeld vervolgd.
Met dank aan stadsarchieven Aalst en Turnhout voor het beeldgebruik
Reisdagboek van een danshistoricus – Deel 6
Tot slot van deze reeks nog het verslag van een opmerkelijke ontmoeting op de terugweg. Dapper trapten wij op onze laatste dag voor de terugreis van Oldenburg in Holstein naar Kiel door het bij wijlen prachtige Noord-Duitse landschap. Ter hoogte van het vlek Giekau strandden wij op de middag voor het etablissement Giekauer Kroog, dé kroeg in Giekau met andere woorden en je kon er ook nog wat eten. Snoek vers uit de Selenter See bijvoorbeeld of prachtige Holsteiner Katenschinken.
Na drie weken Deense voedselellende en het ontbreken van zelfs de gedachte aan een kroeg, was dit natuurlijk een verademing. Maar het beste moest nog komen. Toen mijn eega zich even ter sanitair begaf, kwam ze vrij enthousiast terug. Ze kent me ondertussen. Er bleek een fantastische feestzaal aan het café vast te zitten en ze wilde aanstonds foto’s beginnen maken. En inderdaad een authentieke belle-epoque zaal met daarenboven een interessante geschiedenis. Oorspronkelijk was deze zaal het lokaal van de ‘Neuhauser Totengilde’ die, blijkens een ingekaderde vlag in 1881 werd opgericht. Een schuttersgilde en ’totengilde’ dus. Dat laatste betekent dat de maatschappij ervoor zorgde dat haar leden een waardige begrafenis kregen. Maar daarnaast is het vooral een schietclub met een socio-culturele dimensie: ze organiseert ook een jaarlijks bal en tal van andere zaken naast de schietingen. Wat me er meteen op een vreemde manier thuis deed voelen.
In de Noorderkempen, waar ik werk, heb je ettelijke schuttersgilden. Gilden, zo dacht ik, dat was een apart Brabants onderonsje: het Hertogdom Brabant aan weerszijden van de staatsgrens in traditie verenigd of zo iets. Niet dus: Noord Duitsland stikt ervan en net zoals hier bouwden die vroeger prachtige feestzaaltjes in hun dorpen. Gelukkig springen ze in Duitsland wat spaarzamer om met hun erfgoed dan hier in Vlaanderen. Misschien omdat ze uit ervaring weten wat het is, als bommen je oude stad van de landkaart vegen. Een memorabele afsluiter, dat wel.
Reisdagboek van een danshistoricus – Deel 5
Gezien het belang van bals en de danszaal in Helsingor, blijf ik voor één aflevering nog in het befaamde kasteel. Want wat zag mijn lodderig oog enkele koninklijke slaapkamers verder? Bovenstaand wandtapijt is een 18de eeuwse Franse creatie en toont een toneel scène met een koorddansers, enkele exotische dieren en een Scaramouche achtige figuur. Mijn goede vriend google trof hetzelfde wandtapijt en verschijdene verwante tapijten aan eveneens uit Kronborg. Ze zouden van de hand van Jean Behagle zijn geweest. Ofwel bestaat er verwarring tussen de voornamen, ofwel is hij de in Frankrijk gebleven zoon van Filip Behagel, een oudenaardse tapijtwever die op het einde van de 17de eeuw in de Beauvais een atelier stichtte wegens zijn uitstekende contacten aan het hof van Louis XIV.
Het toeval wil nu dat ik momenteel het razend interessante doctoraat van Timothy De Paepe aan het doornemen ben. Ik ben net in het deel aanbeland waar hij het uitgebreid heeft over het spanningsveld tussen volks theater en Opera instellingen. Foortheater en Opera bleken niet goed te mixen in het Antwerpen de eerste helft van de 18de eeuw. Gescheiden circuits zoals dat heet. Deze voorstelling, die toch ook voor een kasteel was bedoeld en er nog steeds hangt, doet me daar toch weer even aan twijfelen. Wordt ongetwijfeld vervolgd.