Categorie: Uncategorized

Een wals uit 1760 ?

almanach_dansant_ou_positions_guillaule

Momenteel ben ik me aan het verdiepen in het onstaan van de wals. Het is bekend dat de wals zo rond 1750 onstaat in de Duitse cultuurgebieden. Ik gebruik die geografisch ongedefinieerde term bewust. Er bestaan op dat moment nl. nog geen echte natiestaten en met de 7 jarige oorlog voor de deur is het begrip grens in dat deel van Europa nogal rekkelijk. Volgens verschillende auteurs is de vroegste vermelding van het woord wals om er een dans mee aan te duiden afkomstig uit een toneelstuk “Der aufs neue begeisterde und belebte Bernadon” van Felix Jozef Kurz gepubliceerd in 1754 in Wenen.

Maar in het algemeen gesproken is de begripsverwarring over de dans tot het einde van de 18de eeuw nogal groot. Men heeft het over Teutsche, Dreher, Sleipfer, Walz, Ländler, Steyrische, etc. De opsplitsing en afbakening van al deze dansrepertoires later in de 19de en 20ste eeuw is niet wat je ziet tussen 1750 en 1800 als het over wals-achtige dansen gaat. Ten minste: je hebt niet veel duidelijke informatie ter beschikking die systematisch één dansnaam koppelt aan één type choreografie.

Wat niet wegneemt dat iedere onderzoeker vooral uitgaat van de veronderstelling dat de wals in de Duitstalige gebieden onstaat en tot volle wasdom komt. Op basis van mijn meer recente bevindingen denk ik dat dit verhaal toch niet zo eenduidig is. Het kan wel zijn dat de wals wellicht eerder in Duitse gebieden onstaat, maar de ontwikkeling neemt al vlug een internationale vlucht. Zo kennen we de eerste min of meer duidelijke beschrijving van een walspas uit een Franse bron uit 1767, nl. “Explication des pas de l’Allemagne, in: Almanach Dansant ou Positions et Attitudes de L’Allemande. Avec un Discours Préliminaire sur l’Origine et l’Utilité de la Danse. Dédié au Beau Sexe. Par Guillaume Maitre de Danse pour l’Année 1769. A Paris” (zoek het rustig zelf op, pg 11)



En de dans was ook zeker al eerder internationaal bekend. De uitstekend geïnformeerde website Regency Dances geeft een mooie staalkaart voor de Britse situatie. De vroegstge vermelding duikt al op in 1762 in Giovanni Gallini’s werk “A Treatise on the Art of Dancing” Deze Gallini was uiteraard geboren in Italië, maar was via Parijs in London terecht gekomen en had een neus voor zaken. Hij gaf bijvoorbeeld als één van de eersten een verzameling nieuwe Cotillions uit in London in 1770 en in zijn werk over de kunst van het dansen vermeldt hij voor zo veel mogelijk Europese naties hun ‘nationale’ dansen.

Dat is niet zo uitzonderlijk als het lijkt. Sinds de opkomst van de pastorale in de 16de eeuw was het een courante praktijk om dansen te kopelen aan topen – regio’s, beroepen, goden en godinnen en andere mythische figuren. De koppeling is hoe dan ook vaak bijzonder vergezocht en heeft zoals steeds met topen weinig met een historische of sociale realiteit te maken. Als bron voor het bestuderen van vroege vormen van ethnische danstypes is ze naar mijn gevoel dan ook volstrekt onbetrouwbaar en onbruikbaar.

De wals of allemande wordt echter in deze twee beschrijvingen duidelijk gekoppeld aan de Duitse cultuurgebieden en dat is blijkbaar waar de dans oorspronkelijk van daan kwam. Toch is het vreemd te noemen dat vrijwel alle vroege uitgaven van walsmuziek daarbuiten verschijnt. De vroegste gedrukte uitgaven van Ländler of Teutsche vinden we pas rond 1790 terug. Maar op datzelfde ogenblik verschijnen ze dus ook al in London. Er is dus minstens sprake van gelijktijdigheid. Maar wat dan te denken van een uitgaven van vier walsmelodieën uit 1760 die helemaal niet verwijzen naar Duitsland of Oostenrijk? Dat is wat in de “The Violin Preceptor or Compleat Tutor: Being an introduction to the art of playing on that instrument, explained by such easy rules a principles as will enable a scholar to obtain an early proficiency : To which is added a select collection of songs, airs, marches etc. also Tartinis Art of bowing” uit 1760 te vinden is

Noch in de inleiding, noch de namen van de walsmelodieën verwijzen in enig opzicht naar Duitsland of Oostenrijk. Bovendien worden ze gepubliceerd in London en dat ongeveer 30 jaar voor we gelijkaardige muziek terugvinden in de Duitse cultuurgebieden. Het wekt op zijn minst de indruk dat de wals al heel vroeg over grote delen van Europa verspreid raakte. De invloed van muzikanten en dansers op de ontwikkeling van zowel dansante als muzikale repertoires uit een heel groot gebied, moet zonder enige twijfel enorm geweest zijn. Of zoals ik al eens eerder opmerkte: zuiverheid is een chemische categorie en laat zich moeilijk met mensen verzoenen!

Dit soort ontdekkingen komt natuurlijk niet uit de lucht vallen. Omwille van de fantastische digitaliseringsarbeid van zo vele erfgoedbibliotheken wereldwijd, kun je vandaag via goed gerichte google zoekopdrachten in een oogwenk zo’n enorm corpus historisch materiaal op tekst doorploegen, dat ontdekkingen zowieso tot de orde van de dag behoren. Daardoor moet de meeste cultuurgeschiedenis haast voortdurend worden herschreven. Zoals in dit geval. Het is dus een kwestie van tijd voor nog veel vroegere vermeldingen van walsen en aanverwanten uit heel Europa zullen opduiken. “Keep up the good work!” mensen! Zonder jullie onverdroten arbeid in de krochten van archieven den bibliotheken zou het hedendaags onderzoek naar dangeschiedenis een pak saaier zijn. Bedankt!

Het bal is afgelopen, de slag begonnen

The_Duchess_of_Richmond's_Ball_by_Robert_Alexander_Hillingford

Gisteren geen tijd gehad om dit even neer te pennen, maar het is vandaag natuurlijk 200 jaar geleden dat de slag bij Waterloo losbrandde. Wat weinigen weten, is dat aan de vooravond een bal plaatsvond, georganiseerd door de Dutchess of Richmond. Wellington en zijn hele staf, maar ook de hele internationale top van de verschillende legers die België bezetten in afwachting van het bloedbad, gaven er acte de présence. Het boeindste stukje van het verhaal doet al twee eeuwen de ronde onder Waterloo kenners, maar is daarom niet minder romantisch of misschien net daarom wel. Rond middernacht zou een bestoft en uitgeput officier de danszaal zijn binnengestormd om het dramatische nieuws over de slag aan de Quatre Bras te melden. Napoleon was dan wel teruggeslagen, maar iedereen wist meteen hoe laat het was: Wellington moest aan de bak, wat hij ook effectief deed.

Zoals zo veel leuke romantische historische verhalen, is heel weinig bekend over het bal zelf. David Miller schreef er een uitgebreidde en heel boeiende monografie over, wellicht de beste die er is, maar toch blijven heel wat vragen onbeantwoord. Om te beginnen of het bal eigenlijk wel echt plaatsvond. En indien wel, blijven enkele cruciale details in nevelen gehuld. Het is zelfs niet onbetwist duidelijk of Wellington wel echt aanwezig was bijvoorbeeld. Het zou ook kunnen dat hij er wel even was, maar dat hij, de militaire dreiging indachtig, vroeg onder de wol ging. In dat geval blijft er van de dramatische spankracht van het hele verhaal weinig over. Het is best mogelijk in dat geval, dat de liason officier de dispatch gewoon meteen op Welington’s hoofdkwartier bezorgde hem uit zijn bed lichtte. Veel minder romantisch beeld. Zeker als je weet dat de ‘Beau’ er wel eens een maîtresse op nahield tijdens zijn verblijf in Brussel.

Wat wel heel zeker is, is dat dit particuliere bal zeker niet het enige bal kan zijn geweest dat plaatsvond in Brussel aan de vooravond van de slag. Het is goed mogelijk dat daar ook heel wat hooggeplaatste Engelsen en internationals aanwezig waren en zelfs Wellington. Het was in die tijd overigens niet ongebruikelijk om van het ene bal naar het andere af te zakken. Net zoals vandaag nog steeds studenten van de ene fuif naar de andere zwerven bij nacht en ontij. Waarom en Walter Scott, en Byron en Thackeray en nog zo vele anderen er dan zo’n mythische status aan verleden, is dus op zich niet helemaal duidelijk. Het heeft wellicht te maken met precies dat romantische beeld van de ‘intruding dispatcher’ en het contrasterende spanningsveld tussen balzaal en slagveld. Desalnietemin: Waterloo en bals, het is een oud huwelijk dat nog wel even zal blijven duren.

Wordt ongetwijfeld vervolg…

Dear Mr. Byrne. Een beknopte geschiedenis van de mechanische muziek vóór de platenspeler – Deel 3/5

Alcazar danspaleis - 1900 (collection Fred Dahlinger2)

Voor wie het vorige deel zou hebben gemist: ik lees momenteel ‘How Music Works’ van David Byrne (zanger, gitarist van The Talking Heads). De man huppelt vrolijk door de muziekgeschiedenis en bericht over velerlei zaken die muziek maken tot wat ze volgens hem is. En passant vergeet hij daarbij de hele voorgeschiedenis van de mechanische muziek. Alles wat aan de komst van de platenspeler voorafgaat bedoel ik daarmee. Het is een klassiek euvel bij auteurs met specialisatie pop-muziek. Onderhand missen we zowat een heel stuk van de ontwikkeling omdat men ze verzwijgt. En even heel Byrnesque: die ontwikkeling bepaalt nog steeds hoe muziek vandaag werkt. Een eigengereide poging om deze hyaat enigszins in te vullen.

Concurrentie als drijfveer voor de industrie

In deel 2 van deze reeks ging ik dieper in op een reeks technische innovaties die voor de komst van de platenspeler een enorme impact hadden op de beschikbaarheid van muziek voor iedereen. Het resultaat waren grotere en vooral luidere draaiorgels, geschikt voor gebruik in danszalen. Waarom de doorbraak naar de danszaal voor orgels toen wel plots werkte? Niet enkel omwille van de technologie op zich natuurlijk. De hele context werkte een massale verspreiding in de hand.

Om te beginnen werkte het ‘internationaal patent bureau’ niet voor de volle honderd procent, om niet te zeggen dat het een hol vat was. Je kon je uitvinding wel patenteren, maar het hielp niet echt. Als een Belg of een Duitser er mee aan de haal ging, was je altijd de klos. Internationale handelsverdragen bestonden nauwelijks en er bestond ook geen goed systeem om het af te dwingen of te controleren. Het idee is bovendien zo geniaal eenvoudig dat je er niet hoefde over te piekeren dat het zou aanslaan. Tenslotte veroorzaakten enkele grote, internationaal opererende dansorkesten zoals dat van de Straussen voor een ongeziene populariteit van bepaalde dansmuziek. In het zog van de polka rage, gevolgd door de mazurka, schottisch, redowa, troika enz. rages – na 1844 was het ieder jaar wel prijs – ontstond een heus commercieel systeem, gebaseerd op dansrages. Dans evolueerde tot een echt industrieel modeproduct voor de massa. In die nieuwe context werd het idee van de boeken met gaatjes terstond ingepikt, aangeslagen en uitgewrongen tot de laatste cent.


Orgeltax, de verre voorganger van het kijk- en luistergeld

SAA_MA_5545_Danszalen_1887_004

Deze eenvoudige uitvinding zou binnen de 20 jaar leiden tot een complete aardverschuiving in het muzikale landschap. Te beginnen bij onze binnensteden. Rond 1870 waren naar schatting ongeveer 90% van alle danszalen in België uitgerust met een dansorgel. Niet alleen dat: er kwamen er elke week nieuwe bij. Gewoon omdat het economische zó interessant was in vergelijking met welke vorm van live muziek ook. Voor de horeca uit die tijd betekende dit instant cashflow. je moest maar 1 man betalen om als een aapje aan een wieltje te draaien. De aap in kwestie moest bovendien geen noot muziek kunnen lezen om dit te doen. Makkelijk zat.

De gevolgen waren niet te overzien. Zoals het lijstje hierboven duidelijk maakt, waren er rond 1887 niet minder dan 14 orgeldanszalen tussen Den Oever en het Zuid. Reken daarbij dat het Sint-Andries kwartier tot het dichtst bevolkte deel van de stad kon worden gerekend én dat bals geregeld tot straatgevechten (tegenwoordig op de parking van dancings, waar is het verschil?) leidden en je weet genoeg. De stedelijke besturen in België (en wellicht ook elders in Europa) startten een tegenoffensief: orgeltaks en vergunningsbeleid, waarvan dit lijstje het levend bewijs vormt. Een zeer herkenbaar fenomeen in de moderne staatshuishouding: als iets echt populair wordt, kun je er donder op zeggen dat er een belasting op zal worden geheven. Dat was zo met de fiets en de auto, en ook met de radio later. SABAM int vandaag nog altijd een soort auteursrecht op het gebruik van afspeeltoestellen in publieke ruimtes. In die optiek is het wellicht slechts een kwestie van tijd voor we een extra belasting zullen betalen op platte-draagbare-computers-met-internetverbinding

Strauss is dead – long live Strauss!

Johann Strauß im "Im Musik-Himmel". Karikatur von Theo Zasche aus "Der Floh", Nr. 24. 1899
Johann Strauß im “Im Musik-Himmel”. Karikatur von Theo Zasche aus “Der Floh”, Nr. 24. 1899

Het gevolg voor de grote dansorkesten laat zich raden: hun rol was uitgespeeld. Ze bleven nog wel bestaan, maar de status van de oorspronkelijke Straussen zouden ze nooit meer bereiken. Pas met de komst van de Amerikaanse big bands uit het interbellum die via de radio de wereld veroverden, kun je over een gelijkaardige impact spreken. Een onbedoeld gevolg van deze evolutie was volgens mij dan weer de explosieve toename van het aantal amateur orkesten van HAFABRA slag. Het wordt nooit zo uitgelegd en het is ook slechts een persoonlijke hypothese, maar muzikanten moeten de concurrentie van die orgels toch in hun portemonee gevoeld hebben? Als je geen werk vindt, moet je creatief zijn en elders emplooi zoeken. Wanneer je daarbij verondersteld dat deze orkesten doorgaans goed getraind en geschoold personeel tewerkstelden, lijkt het mij logisch dat ze ergens in de omgeving vlot als dirigent aan de slag konden. Of onderdak vonden in het zich parallel ontplooiende muziek academie circuit natuurlijk.

Wat niet wil zeggen dat de Strauss familie was uitgefiddeld. Integendeel, de internationale ontplooing van de muziekuitgeverij en de daarmee gepaard gaande exploitatie van auteursrechten is namelijk evenmin een recent verschijnsel. Je vindt het al vanaf eind jaren ’30 van de 19de eeuw terug. Het is dan nog een soort afspiegeling van de boek-verkopers-drukkers-netwerken uit de 18de eeuw, maar meer al gauw worden het vernootschappen op aandelen met internationale vertakkigen. De Straussen verdienden , wellicht nooit meer geld door thuis in Wenen te blijven. Ze lieten hun werk gewoon massaal drukken voor gebruik aan de huispiano. Veel minder risico dan met een vol orkest per stoomtrein Europa en Amerika doorkruisen, dat spreekt.

Beeldgebruik:

Wikimedia Commons

Fred Dahlinger Collection

FelixArchief, stadsarchief Antwerpen, MA#5545 – Taxatie orgeldanszalen

Austria Forum