Categorie: 19de Eeuw

De Société des Redoutes zoekt dansers

13076652_10154124969234293_2813514165925502636_n

Société des Redoutes start met een nieuw project ! 19de-eeuwse dans is leuk om tijdens een bal, maar om ermee op een podium te schitteren, is er heel wat meer nodig.

In die context kijk je beter uit naar de beste dans kwaliteit en de meest geschikte choreografieën.

Dus is Lieven Baert op zoek naar uitstekende dansers, zowel amateurs als (semi-) professionals die dit willen leren in een nieuwe dansgroep in het Gentse. Deze zal gewijd zijn aan de 19de eeuwse gezelschapsdans in al haar aspekten. Het gaat dus niet om de kostuums, het therapeutisch gehalte, het gezellig samenzijn en met z’n allen eenvoudige dansjes doen. Het zal gaan om de DANS zoals dansmeesters ze bedoeld hebben in de 19de eeuw. Om goed onderzoek naar dans en goede muziek.

Dus als je je geroepen voelt als danser om mee te stappen in een dansgroep waar de lat hoog ligt en iedereen blindelings weet wat te doen, laat dan van je horen. We starten met de planning van weekend klassen vanaf najaar 2016. Het gaat er niet om hoe oud je bent, maar je moet wel in staat zijn om een entrechat quatre, of een behoorlijke tendre, double pirouette of temps brisé neer te zetten.

Contacteer Lieven Baert via facebook of per mail: lievenbaert@msn.com

The first picture is a ” abonnement card ” for 12 classes in Ghent circa 1840. Private collection Lieven Baert. Who wants to use it again in Ghent ?

Dansgeschiedenis in Tijd-Schrift

Edouard_Manet_093

Het gebeurt niet vaak dat op deze blog aandacht wordt besteed aan podium- of kunstdans. Maar als een bevriend danshistoricus een goed artikel pleegt in een belangrijk tijdschrift, dan kan ik dat niet laten liggen natuurlijk. Het werk van collega Staf Vos vertoont dan ook vele raakvlakken met mijn eigen werk. We gebruiken regelmatig verwante bronnen, alleen doen we er natuurlijk meestal andere dingen mee. Hij richt zich meer op lichaamscultuur en kunstdans, ik focus me meer op sociale danscultuur.

Maar er zijn ontegenzeglijk raakvlakken en in zijn recentste artikel voor Tijd-Schrift, gaat hij dieper in op de verhouding tussen lichaamscultuur en dans. Dat je inzake lichamelijkheid moeilijk grenzen kunt trekken, spreek voor zich. Een lijf is een lijf is een lijf. Of je het als een medium beschouwd om hogere kunst mee te scheppen, of als een bron van genot doet dan niet zo veel ter zake. Het gaat eerder om ideologisch discours en afbakening, dan op een dansante realiteit. Ook naast de dansvloer op een bal zijn toeschouwers deel van de interactie. Net zoals in een theaterzaal waar het publiek geniet van een dansvoorstelling.

Overigens is dat raakvlak nog het beste te merken tijdens de carnavalsweek die er dra aankomt. Tot in de jaren ’60 van de twintigste eeuw werden heel wat theaters voor die gelegenheid omgebouwd tot danszalen. Het podium werd een dansvloer waar het onderscheid tussen performance en amuzement totaal verging in het feestgedruis. Zoals het beeld van Manet hierboven zo mooi toont. Wat je ziet is een bal masqué in de Parijse opera. Maar als je het zou vergelijken wat Staf schrijft over 19de-eeuws ballet is het verschil eerder gering. Je ziet heren in het zwart en dames in een domino enerzijds of een tutu anderzijds. Het beeld dat Staf gebruikt in zijn artikel van de foyer de la danse, waar balletdanseressen hun bewonderaars en geldschieters konden ontmoeten, zit ‘m echt wel in de details. De setting is voor de rest vergelijkbaar: zelfde zaal, zelfde gender verhoudingen, ander moment van het jaar.

Paris_Opera_-_Foyer_de_la_Danse_1841

Beeldgebruik wikipedia commons:

https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Edouard_Manet_093.jpg
https://commons.wikimedia.org/wiki/File:Paris_Opera_-_Foyer_de_la_Danse_1841.jpg

Crinolines & Cie – De bourgeoisie in vol ornaat (1850- 1890)

IMG_4332

Een paar weken geleden op autovrije zondag in Brussel (dat is een feest, geloof me) toevallig (of ook weer niet) binnengewaaid in het museum voor kostuum en kant. Kleyn maar feyn museum, vlakbij de Grote Markt. Onberispelijk in meertaligheid, vriendelijkheid en, zo blijkt, tentoonstellingen.

Als een modemuseum ergens, ooit, crinolines tentoonstelt, moet je de gelegenheid ten baat nemen. Crinolines zijn zoals middeleeuwse verluchtigde handschriften: meestal zitten ze veilig opgeborgen. Ze komen maar eens in de 50 jaar naar buiten. Dat komt omdat ze enorm kwetsbaar zijn. Licht en lucht, enfin, mensenhanden tout court, zijn de grootste vijand voor zei en katoen van een eeuw oud of meer. Mijn laatste crinoline tentoonstelling was in Parijs ‘Les Impressionistes et la Mode’ in Quai d’Orsay. Een meesterwerk van een tentoonstelling, waarover ik uitgebreid berichtte.

IMG_4329

Zo ver gaat het hier niet, maar de opstelling is meer dan de moeite waard. Vergeet ook vooral niet de prachtige balwaaiers te bewonderen. De mooiste exemplaren liggen ergens listig verborgen in een ladekast op een overloop van de tweede verdieping. Gewoon opentrekken die handel! En bewonder het vakmanschap.

IMG_4338

Loopt nog tot 10/04/2016.

Dear Mr. Byrne. Een beknopte geschiedenis van de mechanische muziek vóór de platenspeler – Deel 5/5

Jeton_de_Bal

Voor wie het vorige deel zou hebben gemist: ik lees momenteel ‘How Music Works’ van David Byrne (zanger, gitarist van The Talking Heads). De man huppelt vrolijk door de muziekgeschiedenis en bericht over velerlei zaken die muziek maken tot wat ze volgens hem is. En passant vergeet hij daarbij de hele voorgeschiedenis van de mechanische muziek. Alles wat aan de komst van de platenspeler voorafgaat bedoel ik daarmee. Het is een klassiek euvel bij auteurs met specialisatie pop-muziek. Onderhand missen we zowat een heel stuk van de ontwikkeling omdat men ze verzwijgt. En even heel Byrnesque: die ontwikkeling bepaalt nog steeds hoe muziek vandaag werkt. Een eigengereide poging om deze hyaat enigszins in te vullen.


De magische 3’30”

Digital_Clock_330_clip_art_hight

Byrne vermeldt het opnieuw (net zoals zijn vele voorgangers): hoe de lengte van de klankopname op 78T en later 45T, van de hitsingel tout-court ooit op 3minuten 30 seconden werd vastgelegd. Volgens Byrne en co had dit simpele fenomeen een enorme invloed had op hoe we naar muziek luisteren. Jazzmuzikanten, bijvoorbeeld, die dagelijks in danszalen speelden (zoals Django Reinhardt in de Moulin Rouge – dat was toen een ordinaire dancing en nu nog steeds) zich verplicht zagen om hun ellenlange improvisaties in te korten voor de plaatopnames. Wat uiteraard leidde tot zeer krachtige gebalde improvisaties. Als je een solo van 10 minuten wil samenvatten op 1 minuut dan speel je liefst alle goede ideeën achter elkaar door. Dat zulks boeinde muziek oplevert kan een klein kind horen.

Wat Byrne & all niet beseffen, is dat die 3’30” niet zomaar uit de lucht kwam vallen. Ze worstelen daar mee. Telkens weer. De enige verklaring die ze weten te verzinnen is toeval. Eén of andere HIPPO (Highest Paid Person’s Opinion) van de platenbusiness zou dus op een blauwe maandag beslist hebben dat het 3’30” werd en basta. Wellicht had hij net het leven van Jezus nog eens gelezen, of was zijn minnares die nacht 3,3 keer klaar gekomen. Soit. 3’30” zou het zijn. Voor altijd.

Onzin natuurlijk. Het heeft niks met cijfermythologie te maken en overigens ook niet met techniek. ‘Long Plays’bestonden al van bij het begin . Met veel grotere 78T platen die het een minuut of 12 per kantje uitzongen. Ook niet toevallig ongeveer de lengte van de EP later. Alleen werden deze toestellen niet gepromoot voor huiskamer gebruik, wel voor de horeca. Dus moeten we de oorsprong van het verhaal ergens anders gaan zoeken, me dunkt.

Naar mijn bescheiden mening kun je de verklaring beter gaan zoeken bij het traditionele exploitatiemodel voor danszalen tot dan toe. Byrne & all kennen dat natuurlijk niet en nemen het wellicht daarom ook niet in overweging. Het kan nl. geen toeval zijn dat de boeken met gaatjes voor de dansorgels die dansmuziek bevatten, ook al ergens in de buurt van 3’30” per boek landden. Nu moet je weten dat die danszalen werkten met een betaalsysteem per dans. Je ging met je partner op de dansvloer staan, vervolgens kwam er iemand rond met een blik waarin je je dansgeld kegelde en dan kon je één dansje draaien. Je kocht dansmuntjes op voorhand, net zoals vandaag voor een sigarettenautomaat, aan de bar (zie ook hier). Betalen per nummer is dus ook veel ouder dan de Nickolodeon of de Jukebox later.

Zo’n systeem dwingt de exploitant van een orgeldanszaal een compromis te zoeken met zijn publiek tussen lang genoeg dansen en voldoende dansen per uur. Het ene plezier (dansen) is het andere (winst) waard. En blijkbaar landden ze samen, tijdens de halve eeuw dat dansorgels in opmars waren, zo ergens bij die 3’30”. Er bestaan ook boeken met gaatjes die veel langer spelen, net zoals er pianola-rollen platen bestonden die het langer uitzingen. Technisch was er toen en later in geen enkel opzicht een bezwaar om de muziek langer te laten klinken. Net zoals de techniek later bij de introductie van de nieuwerwetse 78T geen verklaring biedt voor de magische 3’30”. Maar economisch betekende die lengte voor een orgelsdanszaal ongeveer 12 dansen per uur, wissels en inning van dansgeld inbegrepen. Klinkt als een faire deal, niet?

Finale

Dus opnieuw en opnieuw en opnieuw (5 delen deze reeks): heel wat krijtlijnen van de muziekindustrie werden voor een goed gedeelte al veel vroeger dan de komst van de klankopname uitgetekend. Zowel in technologisch als in sociologische zin. Hoeft dit te verbazen? Uiteraard niet. Het is zelfs erg logisch. Evenzo kwamen er nog veel ontwikkelingen daarna. Maar wanneer je wil verstaan waar nu precies de breuklijn ligt die door de komst van de geluidsopname werd veroorzaakt, zoals die door heel wat protagonisten van de popmuziekgeschiedenis telkens weer wordt gepropageerd, moet je wel het één en ander in acht nemen. Wat er al bestond bijvoorbeeld. En wat nog een hele tijd bleef bestaan daarenboven. En daarom is het naar mijn gevoel niet acceptabel om de voorgeschiedenis van de mechanische muziek telkens weer te negeren. En al helemaal niet wanneer je erover schrijft met de bedoeling een ‘kunsthistorisch’ statement te maken over hoe het dan wel is gelopen. Dan heb je de verdomde plicht om wat dieper te graven, dear Mr. Byrne.

Wordt ongetwijfeld vervolgd…

Beeldgebruik

Delcampe

4 Vector