Categorie: Doctoraat

EIGEN LOG STINKT. MAAR WAT ALS IEMAND ANDERS JE LOF TOEZWAAIT?

Het gebeurt niet vaak dat iemand de moeite neemt in zijn of haar pen te kruipen om het werk van een ander te bejubelen. Nog minder gebeurt het dat iemand een heel doctoraat gretig leest en vervolgens daaraan een éloge weidt. Dat overkwam me laatst toen Roger Creyf een artikel pleegde op Klassiek Centraal. Fijn om te lezen vond ik en daarom deel ik het ook met u.

Beeldgebruik: Ingekleurde gravure van George Cruikshank (1792-1878) – uitgegeven door Hannah Humphrey (1774-1817) in 1817 – getiteld: “Graces: Inconveniences in quadrille dancing” – Databron: New York Public Library’s Public Domain Archive.

Dance Symposium Oxford 2017

Ik ben net terug van het Annual Oxford Dance Symposium in New College. Het was naar mijn gevoel een heel sterke editie. Twee jaar geleden was ik er al eens bij en het niveau van de lezingen was dit keer gemiddeld een stuk sterker.

Mijn eigen lezing ging over de betekenis en sociale achtergrond bij een reeks dansprogramma’s van een de Société Philharmonique d’Anvers tussen 1814 en 1818. Er zijn er maar een paar van bewaard en ze zijn redelijk uniek die programma’s. Ze zijn enorm gedetailleerd wat betreft de beschrijving van de quadrilles die werkelijk beweging per beweging worden meegegeven ter voorbereiding van het bal. Net zoals in danshandboeken uit die tijd. Bij balboekjes komt dat meestal niet voor en krijg je alleen de naam van de dans. Bovendien worden balboekjes pas populair na 1840. Het is dus een beetje een enigma, maar door dieper te graven in de sociale structuur van de vereniging die ze uitgaf, is het wel enigszins te duiden denk ik.

De slideshow kan ik niet online zetten voor het grote publiek, omdat er archiefdocumenten in te zien zijn, die ik niet geklaard heb voor publiek gebruik op deze site, maar via deze link kunnen jullie wel de lezing her-beluisteren. Veel plezier ermee.

Nieuw tijden, nieuwe bronnen

Steekkaart
Toen ik zo’n 10 jaar gelden begon met onderzoek naar danscultuur, bevond de wetenschappelijke wereld zich nog grotendeels in het pre-digitale tijdperk. Online databanken die je ongestoord kon doorzoeken waren er al wel, maar niet zo heel veel. Het was bovendien hoofdzakelijk een buitenlands fenomeen. Noch het Belgische Rijksarchief, noch de Nationale Bibliotheek Albertina beschikten over een degelijk zoeksysteem dat ook buiten de muren raadpleegbaar was. Veel andere instellingen werkten nog met gedrukte of gestencylde catalogi en een enkele instelling was nog gebaseerd op een steekkaartensysteem.

Een tweede mijlpaal was de beschikbaarheid van betaalbare digitale pocketcamera’s. Mijn eerste digitale camera was een Fujifilm Finepix A310. Ik schat dat ik er rond de 12000 archieffoto’s mee maakte en de kwaliteit was uitstekend. Enige nadeel was de beperkte lichtsterkte van de sensor, waardoor je boven de ISO 200 niet echt veel kon beginnen met de werkfoto’s wegens te veel ruis. Maar het naakte feit dat je vanuit één hand uren aan een stuk door kon werken (herlaadbare AA baterijtjes + 1 GB sDX kaartje !) in een archief was revolutionair. Het beperkte je archiefwerk tot enkele dagen, waarna je aan de klassering en transcriptie van je digitale collectie kon beginnen. Op een laptop, dat spreekt, waardoor alle beperkingen inzake werkplekken ineens vervielen. Het aantal Eureka momenten dat ik op werkend op de trein mocht beleven, zijn welhaast niet te tellen.

Ondertussen is de wereld voor wetenschappers drastisch versneld en verbeterd. Het aantal online databanken is ondertussen fenomenaal toegenomen en de kwaliteit van de pocket camera’s is onwaarschijnlijk verbeterd. Mijn huidige Fujifilm X10 is een optisch pareltje dat zelfs in moeilijke lichtomstandigheden prachtige resultaten oplevert. De opslag capaciteit van opslagmedia zoals DX kaartjes, of harde schijven is geëxplodeerd, back-ups zetten we in de cloud. Het is een droom en een voorrecht om vandaag onderzoek te mogen doen.

Eén van de zeer belangrijke bijdragen tot wetenschappelijk onderzoek, die minder bekend zijn bij het bredere publiek wordt overigens geleverd door een aantal actoren die bronnen integraal online zet. Hele massa’s archieven, primaire en secundaire bronnen staan tegenwoordig online te blinken. Ik geef hier slechts enkele voorbeelden mee die ik wel vaker gebruik:

Google Books: je kunt er enorm veel vroege drukken integraal terugvinden en soms (niet altijd) zijn ze ook volledig ge’OCR’d(OCR = Optical Character Reading) waardoor je ze woordelijk kunt doorzoeken.

Archive.org: Amerikaanse non-profit organisatie die wereldwijd primaire bronnen digitaliseerd en integraal online zet. Ben je op zoek naar handgeschreven partituren, dan is dit één van eerste plekken om te starten. Ik wil bij deze nog eens het Brussels Ballet Score Project van David A. Day onder de aandacht brengen. David is de bibliothecaris van de Bringham Young University in UTAH (V.S.) en hij zorgt er samen met een legertje vrijwilligers voor dat hele reeksen primaire bronnen voor de studie van het 18de een 19de eeuwse Europese ballet online verschijnen. Zijn project samen met het Brusselse en Antwerpse Conservatorium en het Brusselse Stadsarchief is voor onze regio één van de meest tot de verbeelding sprekende voorbeelden.

Voor nog meer materiaal van Europese oorsprong verwijs ik graag naar zijn hoofdpagina.

Library of Congress: is altijd een pionier geweest van het online zetten van belangrijk bronnenmateriaal. Hun initiatief ‘An America Ballroom Companion’ staat al meer dan een decennium online en biedt naast historische dansbeschrijvingen ook zeer goed uitgewerkte reconstructies van historische dans (videosectie).

Gallica.fr: het Franse tegengas tegen de hegemonie van google. Nationale bibliotheek van Frankrijk zet gewoon zijn eigen topstukken online en doet dat heel goed. Zouden ze in België ook eens aan moeten denken. Geweldige zoekmachine ook.

The Full English: een andere benadering, maar meer vanuit privéhoek is The Full English, waarbij een aantal privé-bibliotheken (met overheidssteun wel te verstaan) samen hun bronnenarsenaal online zetten. Een beetje een vreemde eend in de bijt dit initiatief, omdat het uitgaat van materiaal dat door onderzoekers van de English Folk Revival, te beginnen met Cecil Sharp, werd verzameld. Maar het gaat uiteraard gewoon over historisch bronnenmateriaal dat interessant kan zijn voor onderzoekers die met sociale dansgeschiedenis bezig zijn zoals u en ik.

Maar in dit woud van verwijzingen en massa’s documenten zou een sterveling natuurlijk danig de weg kunnen kwijt raken. Daarom zijn een aantal intelligente bollebozen aan de slag gegaan om overzichtelijke selecties van dit materiaal online te zetten. Ik vernoem er maar twee, omdat ik niet de tijd heb genomen om er meer bij elkaar te zoeken. Er zijn er wellicht nog veel meer te vinden ondertussen. Mocht u er nog vinden: geef het door, dan voeg ik ze hieronder toe

Regency Dances: een zeer lezenswaardige reeks artikels over regency dancing mét bronnenverwijzingen allerhand.

Library of Dance: recent initiatief van twee Amerikaanse dansleraars met een goede neus voor online volledig gedigitaliseerde bronnen.

Wordt ongetwijfeld vervolgd…

Het bal is afgelopen, de slag begonnen

The_Duchess_of_Richmond's_Ball_by_Robert_Alexander_Hillingford

Gisteren geen tijd gehad om dit even neer te pennen, maar het is vandaag natuurlijk 200 jaar geleden dat de slag bij Waterloo losbrandde. Wat weinigen weten, is dat aan de vooravond een bal plaatsvond, georganiseerd door de Dutchess of Richmond. Wellington en zijn hele staf, maar ook de hele internationale top van de verschillende legers die België bezetten in afwachting van het bloedbad, gaven er acte de présence. Het boeindste stukje van het verhaal doet al twee eeuwen de ronde onder Waterloo kenners, maar is daarom niet minder romantisch of misschien net daarom wel. Rond middernacht zou een bestoft en uitgeput officier de danszaal zijn binnengestormd om het dramatische nieuws over de slag aan de Quatre Bras te melden. Napoleon was dan wel teruggeslagen, maar iedereen wist meteen hoe laat het was: Wellington moest aan de bak, wat hij ook effectief deed.

Zoals zo veel leuke romantische historische verhalen, is heel weinig bekend over het bal zelf. David Miller schreef er een uitgebreidde en heel boeiende monografie over, wellicht de beste die er is, maar toch blijven heel wat vragen onbeantwoord. Om te beginnen of het bal eigenlijk wel echt plaatsvond. En indien wel, blijven enkele cruciale details in nevelen gehuld. Het is zelfs niet onbetwist duidelijk of Wellington wel echt aanwezig was bijvoorbeeld. Het zou ook kunnen dat hij er wel even was, maar dat hij, de militaire dreiging indachtig, vroeg onder de wol ging. In dat geval blijft er van de dramatische spankracht van het hele verhaal weinig over. Het is best mogelijk in dat geval, dat de liason officier de dispatch gewoon meteen op Welington’s hoofdkwartier bezorgde hem uit zijn bed lichtte. Veel minder romantisch beeld. Zeker als je weet dat de ‘Beau’ er wel eens een maîtresse op nahield tijdens zijn verblijf in Brussel.

Wat wel heel zeker is, is dat dit particuliere bal zeker niet het enige bal kan zijn geweest dat plaatsvond in Brussel aan de vooravond van de slag. Het is goed mogelijk dat daar ook heel wat hooggeplaatste Engelsen en internationals aanwezig waren en zelfs Wellington. Het was in die tijd overigens niet ongebruikelijk om van het ene bal naar het andere af te zakken. Net zoals vandaag nog steeds studenten van de ene fuif naar de andere zwerven bij nacht en ontij. Waarom en Walter Scott, en Byron en Thackeray en nog zo vele anderen er dan zo’n mythische status aan verleden, is dus op zich niet helemaal duidelijk. Het heeft wellicht te maken met precies dat romantische beeld van de ‘intruding dispatcher’ en het contrasterende spanningsveld tussen balzaal en slagveld. Desalnietemin: Waterloo en bals, het is een oud huwelijk dat nog wel even zal blijven duren.

Wordt ongetwijfeld vervolg…